par. 4 Het christendom ontstaat

Wat gaan we vandaag doen?
- Welkom + dagopening
- Huiswerk nakijken
- §4 Uitleg
- Herhalen en oefenen toetsvragen
- Afsluiting
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
- Welkom + dagopening
- Huiswerk nakijken
- §4 Uitleg
- Herhalen en oefenen toetsvragen
- Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Week
Lesstof

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf op in je plenda:

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk nakijken

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen §3

  • Je kunt uitleggen wie de macht hadden in de Romeinse Republiek en wie in het Romeinse Keizerrijk.
  • Je kunt twee voorbeelden noemen van de Grieks-Romeinse cultuur.

Slide 5 - Tekstslide

De Grieks-Romeinse cultuur
  • Romeinen bewonderden de Griekse cultuur
  • Gingen tempels namaken en goden overnemen
  • Ook Griekse gewoontes: het gebruik van olijfolie en het nemen van een warm waterbad.
  • Romeinse gewoontes: paardenrennen en gladiatorenspelen
  • Door de Keizer, voor het volk
  • Voedsel voor de armen door de Keizer; aquaducten
  • Keizer werd vereerd als een god
  • Deze culturen mengden zich

Slide 6 - Tekstslide

De Grieks-Romeinse cultuur

Slide 7 - Tekstslide

Grieks-Romeinse cultuur
Veel van de Romeinse cultuur komt van de Grieken
De Romeinen bewonderen de Grieken en hun cultuur
Ook kennen zij de cultuur door de Griekse kolonies
Ze nemen bijvoorbeeld Griekse beeldhouwkunst en goden over

Slide 8 - Tekstslide

Romeinen ook eigen gebruiken
  • Verering van ....?
  • Keizers als goden
  • Dragen van ...?
  • Toga
  • Gladiatoren. Vonden de Grieken niets
  • Architectuur
  • Organisatie leger/bestuur. Wetten. Ons systeem

Slide 9 - Tekstslide

Hoe kwam de Griekse cultuur in het Romeinse Rijk terecht?
A
De Grieken dwongen de Romeinen om hun cultuur over te nemen
B
Romeinse kinderen gingen in Griekenland naar school.
C
Ze bewonderden de Griekse cultuur en namen veel over
D
De Grieken gingen naar Rome om daar hun kennis over te geven

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de taak van dit Romeinse bouwwerk?

Slide 11 - Open vraag

Bouwwerken
De Romeinen maken overal in het rijk bouwwerken 
Ieder bouwwerk heeft een taak
De belangrijkste bouwkenmerken zijn:
Zuilen
De gebouwen werden (deels) ondersteun met zuilen
Bogen
De boog was een stevige bouwvorm
Koepels
Met een koepel kon ruimte gemaakt worden

Slide 12 - Tekstslide

Volksverhuizingen
  • Veroveringen, cultuur verspreid
  • Volken beïnvloed, enthousiast over Romeinen
  • Tot komst van ...?
  • Germanen. Rond jaar 0 in DUI/NED
  • Begin: eenvoudige boeren

Slide 13 - Tekstslide

Problemen Romeinse Rijk
  • 1) Leger: te klein om grenzen te bwaken
  • 2) Hoge belastingen, minder inkomsten
  • 3) Lange diensttijd soldaten, dus...
  • Meer trouw aan generaal dan Keizer
  • 4) Dood Keizer: machtsstrijd om opvolging

  • Wat gebeurt er?

Slide 14 - Tekstslide

Splitsing van het rijk
Het Romeinse rijk was zeer moeilijk te besturen
Daarom werd het in twee delen gesplitst: oost en west
Het oosten was rijker en kon beter verdedigd worden
Ieder deel had zijn eigen keizer en hoofdstad

Kaart

Slide 15 - Tekstslide

Einde van het West-Romeinse rijk
Het Oost-Romeinse rijk is veel beter te verdedigen
Daarom vallen de vreemde volken het westen aan
In 476 wordt de laatste Romeinse keizer afgezet door Germanen
Einde van het westen, maar het Oost-Romeinse rijk blijft (1453)

Slide 16 - Tekstslide

Grieks-Romeinse cultuur

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak van §3 opdracht 12 op bladzijde 96. 
Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw.
timer
7:00

Slide 18 - Tekstslide

§4
Het Christendom ontstaat

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe het christendom ontstond.
  • Je kunt vijf belangrijke kenmerken van het christendom noemen.
  • Je kunt beschrijven hoe het christendom zich verspreidde over het Romeinse Rijk.

Slide 20 - Tekstslide

Geloven in één god
  • In de veroverde gebieden mocht de bevolking haar eigen goden blijven vereren.
  • Ook in de Romeinse provincie Judea hielden mensen hun eigen geloof: jodendom.

Slide 21 - Tekstslide

Geloven in één god
  • Bijzonder geloof, omdat:
  • monotheistisch geloof: geloven in één god.
  • heilige boeken.
  • eigen leefregels.
  • Geloofden in een verlosser.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een monotheïstisch geloof?
timer
0:20
A
Een geloof in één god
B
Het geloof in meerdere goden.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een monotheïstisch geloof?
timer
0:20
A
Jodendom
B
Christendom
C
Islam
D
alle drie de antwoorden zijn juist

Slide 24 - Quizvraag

Het christendom
  • In de tijd van keizer Augustus leefde in Judea een Joodse man:
  • Jezus van Nazareth.

Slide 25 - Tekstslide

Jezus van Nazareth
  • Vertelde aan de mensen dat ze menslievend, verdraagzaam, vergevingsgezind, vrijgevig en eenvoudig moesten zijn.
  • Hij vertelde ook over de hemel.

Slide 26 - Tekstslide

Het christendom
  • Sommige Joden zagen Jezus als de verlosser, gestuurd door God, en volgden hem.
  • Ze gaven Jezus de naam Christus (gezalfde/koning)
  • Noemden zich christenen

Slide 27 - Tekstslide

Het christendom
  • Zo ontstond er een nieuw geloof: het christendom.
  • Sommige Joodse leiders vonden Jezus een onruststoker: bedreiging voor hun positie.

Slide 28 - Tekstslide

Het christendom
  • Ze klaagden over Jezus bij de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus.
  • Jezus werd gearresteerd en gekruisigd.

Slide 29 - Tekstslide

Vijf kenmerken christendom
  • Christenen geloven in één god.
  • Verhalen over Jezus en zijn ideeen staan opgeschreven in het heilige boek: de Bijbel.
  • Tien leefregels, zoals niet stelen, liegen.
  • Geloof in een eeuwig leven na de dood.
  • Christenen komen samen in een kerk om te bidden.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Het christendom
  • Christenen reisden door het Romeinse rijk om over hun geloof te vertellen.
  • Vooral bij de armen sloeg de boodschap van Jezus aan: uitzicht op een beter leven na de dood.

Slide 32 - Tekstslide

Romeinen en het christendom
  • In het begin zagen de Romeinse bestuurders de christenen als een ongevaarlijke Joodse groep.
  • Dit veranderde toen steeds meer mensen zich bekeerden.
  • Daarbij weigerden christenen om de Romeinse keizer als god te vereren.
  • Het christendom werd verboden en de christenen vervolgd.

Slide 33 - Tekstslide

Vervolgingen
  • Onder keizer Nero begonnen (54 - 68).
  • Christenen werden gekruisigd, verbrand en voor de leeuwen gegooid.

Slide 34 - Tekstslide

Vervolgingen
  • Het aantal christenen nam toch toe.
  • Keizer Constantijn stopte in 313 met de vervolgingen.
  • Het christendom was weer toegestaan.

Slide 35 - Tekstslide

Keizer Constantijn
  • Liet kerken bouwen.
  • Benoemde christenen in bestuursfuncties.
  • Ging zelf ook als christen leven.
  • Na zijn dood werd het christendom steeds belangrijker.
  • Eind 4e eeuw verklaarde keizer Theodosius het christendom tot staatsgodsdienst: christendom was verplicht en andere geloven verboden.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Aan de slag! 

Maak van §4 vraag 2 t/m 10 op blz. 98 t/m 103

Slide 38 - Tekstslide

Oefenen toetsvragen 

Slide 39 - Tekstslide

Vraag 1
Leg uit dat deze bron een voorbeeld is van de Grieks-Romeinse cultuur.
Doe het zo:
De bron is een voorbeeld van de Grieks-Romeinse cultuur, omdat … (leg uit).

Slide 40 - Tekstslide

Vraag 2
Vergelijk het jodendom met het christendom.
Doe het zo:
Een overeenkomst tussen jodendom en christendom is: …
Een verschil tussen deze godsdiensten is: …

Slide 41 - Tekstslide

Antwoord  vraag 2
Een overeenkomst tussen jodendom en christendom is: het monotheïsme / het geloof in één god / ze hebben beide een heilig boek / ze hebben beide leefregels waaraan gelovigen zich moeten houden. (1p)
  Een verschil tussen deze godsdiensten is: christenen dachten dat Jezus de zoon van God was, joden vonden dat niet / christenen leven de regels van Jezus na en joden niet / christenen hebben de Bijbel als heilig boek en joden niet. (1p)

Slide 42 - Tekstslide

Vraag 3
Leg met behulp van deze bron uit waarom het christendom zich snel kon verspreiden in het Romeinse Rijk.
  Doe het zo:
  In het Romeinse Rijk … (noem een onderdeel uit bron 4).
  Daardoor … (leg uit).

Slide 43 - Tekstslide

Antwoord vraag 3
In het Romeinse Rijk waren goede wegen. (1p)
  Daardoor konden mensen makkelijk rondreizen en hun ideeën overal vertellen. Zo verspreidde het christendom zich snel. (1p)

Slide 44 - Tekstslide

Vraag 4
Hieronder staan drie gebeurtenissen. In welke eeuw vonden deze gebeurtenissen plaats?
Doe het zo:
A … (vul de juiste eeuw in).
(enzovoort tot en met C)
A Het christendom wordt staatsgodsdienst in het Romeinse Rijk.
B In het Romeinse Rijk heerst voor het eerst een keizer.
C Rome ontstaat als dorp aan de Tiber.


Slide 45 - Tekstslide

Antwoord vraag 4
A 4e eeuw (n.C.)
 B 1e eeuw v.C.
 C 8e eeuw v.C.
 1 fout = 1p, 2 of 3 fouten = 0p

Slide 46 - Tekstslide

Vraag 5
Noem twee taken van de Atheense volksvergadering.

Slide 47 - Tekstslide

Antwoord vraag 5
– Wetten goed- of afkeuren.
– Beslissen over oorlog en vrede.


Slide 48 - Tekstslide

Vraag 6
Geef een omschrijving van de begrippen.
A Bondgenoot
B Germanen

Slide 49 - Tekstslide

Antwoord vraag 6
A Een volk of land dat samenwerkt met een ander volk of land.
B Een verzameling volken die in het gebied van Duitsland en Nederland leefden, zoals de Bataven.

Slide 50 - Tekstslide

Vraag 7
In het Romeinse Rijk bestonden sociale verschillen. Bron 4 laat dit ook zien.
Leg uit hoe je deze sociale verschillen in bron 4 terugziet.
Doe het zo:
Sociale verschillen zijn … (geef omschrijving).
In de bron zie je dat er sociale verschillen waren in het Romeinse Rijk, want in het Colosseum … (noem een onderdeel uit de bron en leg uit).

Slide 51 - Tekstslide

Antwoord vraag 7
Sociale verschillen zijn verschillen in aanzien, macht en rijkdom tussen groepen mensen. (1p)
In de bron zie je dat er sociale verschillen waren in het Romeinse Rijk, want in het Colosseum zaten de verschillende sociale groepen apart van elkaar / hadden arme mensen zonder macht (zoals slaven en vrouwen) minder goede plekken dan rijke en machtige mensen (zoals senatoren). (1p)

Slide 52 - Tekstslide