FPZ H1

Symptoom betekent...
A
ziektebeeld
B
verschijnsel
C
bijwerking
D
hoge toon
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Symptoom betekent...
A
ziektebeeld
B
verschijnsel
C
bijwerking
D
hoge toon

Slide 1 - Quizvraag

Behandeling die de oorzaak van de kwaal bestrijdt heet:
A
Causale behandeling
B
Preventieve behandeling
C
Substitutietherapie
D
Palliatieve therapie

Slide 2 - Quizvraag

Een diagnose is...
A
het vaststellen van een ziekte.
B
symptomen van een ziekte
C
bijwerkingen van een geneesmiddel
D
een ziektebeeld

Slide 3 - Quizvraag

Als een patiënt zijn medicijnen gebruikt op de juiste manier zoals de arts heeft voorgeschreven dan heet dat.....
A
preventieve therapie
B
reguliere zorg
C
placebo therapie
D
Therapietrouw

Slide 4 - Quizvraag

Om een ziekte te voorkomen heet dat...
A
Symptomatische behandeling
B
Palliatieve behandeling
C
Preventieve behandeling
D
Diagnostische behandeling

Slide 5 - Quizvraag

Wat is NIET waar bij een palliatieve behandeling?
A
Het werkt genezend
B
het zorgt voor kwaliteit van leven
C
het is een symptomatische behandeling
D
Het is levend verlengend

Slide 6 - Quizvraag

Paracetamol bij hoofdpijn wordt gebruikt voor een :
A
Palliatieve therapie
B
Symptomatische behandeling
C
Preventieve behandeling
D
Causale behandeling

Slide 7 - Quizvraag

Een placebo is:
A
Een inhalator voor de longen
B
Een gnm zonder werkzame stoffen
C
Een homeopatisch middel
D
Een soort arts.

Slide 8 - Quizvraag

Een zalf voor eczeem is:
A
Een palliatieve behandeling
B
Een lokale toediening
C
Een systemische toediening
D
Orale toediening

Slide 9 - Quizvraag

Causale behandeling
Symptomatische behandeling
Preventieve behandeling
Palliatieve behandeling
Diagnostische behandeling
Oorzaak bestrijden
ziekteverschijnselen bestrijden
profylactisch
Verzachtende therapie
behandeling die nodig is voor het vaststellen van een aandoening

Slide 10 - Sleepvraag

Een folder van de apotheek heeft als tekstdoel...
A
amuseren
B
instructie geven
C
informeren
D
overtuigen

Slide 11 - Quizvraag

wat is UAD
A
uitsluitend apotheek en dierenwinkel
B
uitsluitend apotheek en drogist
C
uitsluitend apotheek
D
uitsluitend apotheek en ziekenhuis

Slide 12 - Quizvraag

.................... haal je bij de apotheek.
A
Het recept
B
De specialist
C
Medicijnen
D
De sterkte

Slide 13 - Quizvraag

via de slijmvliezen van de mond noemen we
A
sublingual
B
oromucosaal
C
tracheaal
D
auriculair

Slide 14 - Quizvraag

wat betekent UR
A
uitsluitend apotheek
B
uitsluitend drogist of apotheek
C
vrij verkrijgbaar
D
uitsluitend recept

Slide 15 - Quizvraag

Een dienstapotheek is voor spoedgevallen open buiten de reguliere apotheek openingstijden. Welke soort medicatie gaat vooral over de balie van de dienstapotheek?
A
Hoestdrankjes/ Anticonceptie pil.
B
Antibiotica/ Hartmedicatie.
C
Pijnstillers/ Antibiotica
D
Anticonceptie pil/ Oogdruppels.

Slide 16 - Quizvraag

zetpil is een vorm van
A
sublinguale toediening
B
dermaal toediening
C
rectaal toediening

Slide 17 - Quizvraag

Hormoonpleisters is een vorm van
A
transdermale toediening
B
cutane toediening
C
sublinguale toediening

Slide 18 - Quizvraag

Sublinguale pijnbestrijding is:
A
Via de mond
B
Via de anus
C
Onder de tong
D
Door de huid

Slide 19 - Quizvraag