herhaling les 1 t/m 8

FPZ- startthema
herhaling les 1 t/m 8
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

FPZ- startthema
herhaling les 1 t/m 8

Slide 1 - Tekstslide

Wat houdt de Opiumwet in?
A
Hierin wordt vastgelegd welke medicijnen verboden zijn om uit te schrijven i.v.m. verslavende werking
B
Hierin is vastgelegd hoe voorschrijven en afleveren van verslavende geneesmiddelen is geregeld in de
C
Hierin is vastgelegd dat alleen professionals in de zorg medicijnen mogen voorschrijven
D
Hierin is vastgelegd welke drugssoorten er legaal en welke illegaal zijn in NL

Slide 2 - Quizvraag

Welke van de volgende acties zou een apothekersassistente kunnen ondernemen tijdens een zelfzorgconsult?
A
Een diagnose stellen en een recept uitschrijven
B
Een lichamelijk onderzoek uitvoeren
C
Advies geven over het gebruik van zelfzorggeneesmiddelen
D
Een behandeling voorschrijven voor een ernstige aandoening

Slide 3 - Quizvraag

Wie adviseert over de indeling van geneesmiddelen in verschillende categorieën?
A
Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
B
De Nederlandse Apotheek Norm (NAN)
C
Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)
D
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG)

Slide 4 - Quizvraag

Waarom bestaat de Opiumwet?
A
Voor privacy
B
Controleren welke geneesmiddelen er zijn
C
Gebruik te beperken
D
Illegaal handel te dimmen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een van de belangrijkste rechten van een patiënt volgens de WGBO?
A
Het recht op gratis medicijnen
B
Het recht op geheimhouding van medische gegevens
C
Het recht op zelfdiagnose en -behandeling
D
Het recht op het voorschrijven van geneesmiddelen naar keuze

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste doel van de AVG?
A
Het beschermen van persoonlijke gegevens en privacy van individuen
B
Het beperken van de toegang tot geneesmiddeleninformatie
C
Het reguleren van de verkoop van geneesmiddelen
D
Het waarborgen van de winstgevendheid van apotheken

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de reden voor het toekennen van een vergunning aan verkooppunten om AV-geneesmiddelen te verkopen?
A
Om de prijzen van geneesmiddelen te reguleren
B
Om ervoor te zorgen dat geneesmiddelen alleen verkrijgbaar zijn bij apotheken en drogisterijen
C
Om ervoor te zorgen dat er voldoende verkooppunten beschikbaar zijn binnen een bepaalde straal
D
Om de verkoop van geneesmiddelen te beperken

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een aspect waarvoor de NAN richtlijnen en normen kan bevatten?
A
Het voorschrijven van geneesmiddelen door artsen
B
Het beheren van de apotheek voorraad
C
Het bereiden van geneesmiddelen in de apotheek
D
Het beoordelen van de werkzaamheid van geneesmiddelen

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn mogelijke redenen voor het toepassen van rectale toediening van geneesmiddelen?
A
Als de patiënt slecht of niet kan slikken
B
Als de patiënt misselijk is of moet braken
C
Als het rectum plaatselijk behandeld moet worden
D
Alle genoemde antwoorden

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het doel van de omzetting van geneesmiddelen in de lever?
A
Om de werking van het geneesmiddel te versterken
B
Om de metabolieten onwerkzaam te maken
C
Om de geneesmiddelen gemakkelijker uit te scheiden
D
Om de leverfunctie te verbeteren

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de reden dat een arts kiest voor toediening per injectie?
A
Om de werking van het geneesmiddel te versterken.
B
Om de geneesmiddelen gemakkelijker uit te scheiden.
C
Om het geneesmiddel nauwkeurig en snel in het bloed te brengen.
D
Om de dosering van het geneesmiddel te verminderen.

Slide 12 - Quizvraag

Welke eis wordt gesteld aan parenterale toedieningsvormen?
A
Ze moeten steriel zijn en geen micro-organismen bevatten
B
Ze moeten langdurig werken in het lichaam.
C
Ze moeten oraal worden ingenomen.
D
Ze moeten nauwkeurig worden gedoseerd.

Slide 13 - Quizvraag

Waarom zijn maagsapresistente tabletten bedekt met een laag?
A
Om de houdbaarheid te verlengen
B
Om de tabletten makkelijker in te slikken
C
Om de smaak te verbeteren
D
Om te voorkomen dat ze worden afgebroken door maagsap

Slide 14 - Quizvraag

Waar komen maagsapresistente tabletten in hun geheel terecht?
A
In de darmen
B
In de longen
C
In de maag
D
In de bloedbaan

Slide 15 - Quizvraag

Welk orgaan speelt een rol bij de verwijdering van geneesmiddelen via de ontlasting?
A
Nieren
B
Lever
C
Longen
D
Maag-darmkanaal

Slide 16 - Quizvraag

Waarom is uitscheiding via moedermelk belangrijk?
A
Voor beide de moeder en het kind
B
Voor de verwijdering van het geneesmiddel uit het lichaam van de moeder
C
Het is niet belangrijk
D
Voor het kind dat het middel binnen kan krijgen

Slide 17 - Quizvraag

Welke toedieningsvorm wordt het snelst opgenomen?
A
Sublinguale toedieningsvormen.
B
Orale toedieningsvormen.
C
Parenterale toedieningsvormen.
D
Rectale toedieningsvormen.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het voordeel van sublinguale toedieningsvormen?
A
De werking is sneller dan bij orale toediening.
B
De werking is langzamer dan bij orale toediening.
C
De werking is sterker dan bij orale toediening.
D
Er is geen voordeel.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de relatie tussen stoffen die de darmperistaltiek beïnvloeden en geneesmiddelen?
A
Ze zorgen altijd voor een betere opname van geneesmiddelen
B
Ze kunnen de opname van geneesmiddelen beïnvloeden
C
Ze voorkomen de opname van geneesmiddelen
D
Ze hebben geen invloed op de opname van geneesmiddelen

Slide 20 - Quizvraag

Welke voedingsmiddelen kunnen de werking van medicijnen beïnvloeden? (meerdere antwoorden zijn juist)
A
Grapefruitsap
B
Zuivelproducten
C
Fruit smoothies
D
Groente salades

Slide 21 - Quizvraag

Kan wisselwerking met voedingsmiddelen zorgen voor verhoogde bijwerkingen van medicijnen?
A
Nee
B
Ja

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen relatieve en absolute contra-indicaties?
(meerdere antwoorden zijn juist)
A
Relatieve contra-indicaties zijn altijd gevaarlijk
B
Absolute contra-indicaties zijn altijd gevaarlijk
C
Relatieve contra-indicaties kunnen gevaarlijk zijn onder bepaalde omstandigheden
D
Er is geen verschil

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de definitie van farmacokinetiek?
A
Opname, werking, omzetting en uitscheiding van geneesmiddelen
B
Farmacodynamiek van geneesmiddelen
C
Biologische beschikbaarheid van geneesmiddelen
D
De structuur van geneesmiddelen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de definitie van farmacodynamiek?
A
Biologische beschikbaarheid van geneesmiddelen
B
Opname, werking, omzetting en uitscheiding van geneesmiddelen
C
De werking van geneesmiddelen op het lichaam
D
De structuur van geneesmiddelen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het doel van de Opiumwet?
A
Het verbieden van alle pijnstillers
B
Het toestaan van alle medicijnen
C
Ongewenste vervaardiging, handel en misbruik van genoemde middelen tegengaan
D
Het bevorderen van het gebruik van opiaten

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het doel van de Wet BIG?
A
Het verminderen van de kosten van de gezondheidszorg
B
Beschermen van patiënten tegen ondeskundig handelen
C
Het verhogen van de salarissen van zorgverleners
D
Meer beroepen toevoegen aan de individuele gezondheidszorg

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het doel van de Wkkgz?
A
Zorgverleners beschermen
B
Meer geld voor zorgverleners
C
Patiënten straffen
D
Meer openheid over klachten en ongewenste gebeurtenissen

Slide 28 - Quizvraag

Wat is causale behandeling?
A
Een behandeling die alleen gericht is op pijnbestrijding
B
Een behandeling die geen specifieke doelstelling heeft
C
Een behandeling die gericht is op het verminderen van de symptomen
D
Een behandeling die gericht is op het genezen van de oorzaak van de ziekte

Slide 29 - Quizvraag

Wat betekent afgeleide contra indicatie?
A
Een aanbevolen behandeling
B
Een bijwerking van een medicatie
C
Een contra-indicatie die altijd aanwezig is
D
Een contra-indicatie die ontstaat door het gebruik van een medicatie

Slide 30 - Quizvraag

Wat is symptomatische behandeling?
A
Een behandeling die alleen gericht is op pijnbestrijding
B
Een behandeling die gericht is op het genezen van de oorzaak van de ziekte
C
Een behandeling die geen specifieke doelstelling heeft
D
Een behandeling die gericht is op het verminderen van de symptomen van de ziekte

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het doel van palliatieve zorg?
A
Genezing garanderen
B
Bijwerkingen minimaliseren
C
Comfort bieden aan patiënten
D
Pijn veroorzaken

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het doel van een preventieve behandeling?
A
Bijwerkingen minimaliseren
B
Genezing garanderen
C
Pijn verlichten
D
Complicaties voorkomen

Slide 33 - Quizvraag

Wat wordt voornamelijk aangepakt bij een symptomatische behandeling?
A
De onderliggende oorzaak van de ziekte
B
De symptomen van de aandoening

Slide 34 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een alternatieve geneeswijze?
A
Een operatie ondergaan
B
Een röntgenfoto maken
C
Antibiotica gebruiken
D
Acupunctuur

Slide 35 - Quizvraag

Wat is homeopathie?
A
Een alternatieve geneeswijze
B
Een psychologische behandeling
C
Een operatiemethode
D
Een reguliere geneeswijze

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het hoofddoel van een causale behandeling ten opzichte van een symptomatische behandeling?
A
Het verlichten van symptomen
B
Het genezen van de ziekte

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide


Hoe is het gegaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll