Unit 3 New York Lesson 2 January 19

Thursday January 19
- Planner on its
- Discuss homework
- Comparisons
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thursday January 19
- Planner on its
- Discuss homework
- Comparisons

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOMEWORK :
Unit 2 lesson 5 exercises 2, 3, 4 + 8 on pages 72 - 74 
Study words unit 3 lesson 2
page 127

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Unit 3 New York

Slide 4 - Tekstslide

NY is also called The Big Apple.
In 1625 the Dutch built a fort on the coast of America : Fort Amsterdam. In 1653 it became a city : New Amsterdam. That lasted only a short time: in 1664 it became New York, when the English occupied it after the war.
There are still Dutch names and words in New York : Harlem, Brooklyn, Staten Island, Bleecker Street, Wall Street, Yonkers , to name a few. 


Let's have a look at some new vocabulary.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

reizen
verkennen
overstappen
pendelen
to commute
to explore
to transfer
to travel

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Words
Read the words of SB 2 Lesson 2 Unit 3 p. 127 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Comparison
  • You know what an adjective is and why and how it is used.
  • You are able to use adjectives  to compare objects or persons.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(Class discussion)
How would you describe...
  1. the ball?
  2. the carrot?
  3. the rabbit?
  4. the pedestal?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(individual)
Thinking out loud:
WHAT... is an adjective?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(Class discussion)What can you say if you compare these three animals?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

(individual)
Thinking aloud.
What general rules can
you come up with?

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons:
That is the ________ dog I have ever seen!
A
Bigest
B
Biggest
C
Biger
D
Bigger

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use the right comparison:
> Jessy is ______ my mum.
A
funnyer than
B
funnier than
C
the funnyest
D
the funniest

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons: what word uses more / most?
A
Good
B
happy
C
famous
D
tall

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons:
My sister's dress is ________ than mine
A
shortter
B
shorter
C
Shorttest
D
Shortest

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons:
They are ______ than we are.
A
Busyer
B
Bussier
C
Busier
D
Bussiest

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the comparison:
bad - ____ - _____
A
badder, baddest
B
worse, worst
C
more bad, most bad
D
more worse, most worst

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Unit 3 Lesson 2
 Unit 3  Lesson 2: exercises 5 , 6 (online) 

HW Monday: Do unit 3 lesson 2 listening exercises 1, 3, 4 + ex 10
Study words on page 127


timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework for Monday
Do unit 3 lesson 2  listening exercises  1, 3, 4 + 10
Study  words  on page 127 + grammar page 128
Bring VMBO 2019 I texts

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies