Meer dan Lezen §1 tm §3

Meer dan Lezen §1 t/m §3
  • Leesstrategieën (§1).
  • Woordraadstrategieën (§1).
  • Onderwerp en hoofdgedachte (§2).
  • Tekstdoelen en tekstsoorten (§3).
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Meer dan Lezen §1 t/m §3
  • Leesstrategieën (§1).
  • Woordraadstrategieën (§1).
  • Onderwerp en hoofdgedachte (§2).
  • Tekstdoelen en tekstsoorten (§3).

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesstrategieën
§1 Strategieën (blz. 18)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt een tekst op verschillende manieren lezen. Die manieren van lezen heten leesstrategieën

Welke strategie je kiest, 
hangt af van je leesdoel.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vier leesstrategieën:
  • oriënterend lezen
  • globaal lezen
  • precies lezen
  • zoekend lezen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oriënterend lezen
Doel
Hoe doe je dat?
onderwerp 
vinden





Kijk naar:
- titel
- tussenkopjes
- illustraties
- anders gedrukte woorden
Lees:
- inleiding (vaak: eerste alinea)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Globaal lezen
Doel
Hoe doe je dat?
deelonderwerpen
vinden
Je leest de eerste en laatste zinnen van alle alinea's.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Precies lezen
Doel
Hoe doe je dat?
een tekst helemaal begrijpen

Je leest de tekst nauwkeurig van het  begin tot het eind.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoekend lezen
Doel
Hoe doe je dat?
specifieke informatie in een tekst vinden
Je let op tussenkopjes, anders gedrukte woorden en opvallende tekens (bolletjes, nummers, sterretjes).

Bijvoorbeeld: opzoeken hoe de keizer van Frankrijk heet, hoe laat de film begint, wat de geboortedatum is van je oma, welk ras hond geschikt is als blindegeleidehond....

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordraadstrategieën
§1 Strategieën (blz. 12/13)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn woordraadstrategieën?
Als je in een tekst een woord ziet staan dat je nog niet kent, kun je zelf proberen om de betekenis te vinden. Je kijkt dan naar de context (= de tekst rond het woord) of je informatie kunt vinden over het woord.

De woordraadstrategieën zijn zeven manieren waarop je de betekenis zou kunnen achterhalen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7 woordraadstrategieën
  1. Zoek een bekend woorddeel.
  2. Zoek een omschrijving.
  3. Zoek een definitie.
  4. Zoek een voorbeeld.
  5. Zoek een tegenstelling.
  6. Zoek een synoniem.
  7. Bekijk de illustratie.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Moeilijk woord? Stappenplan:
  1.  Kijk naar het woord. Misschien ken je al een stukje van het woord
  2. Lees een stukje terug of verder in de tekst. Daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent met een omschrijving, definitie of een voorbeeld.
  3. Lees een stukje terug of verder in de tekst. Daar staat soms een woord dat het tegenovergestelde betekent.
  4. Lees een stukje terug of verder in de tekst. Daar staat soms een woord dat hetzelfde betekent (synoniem).
  5. Kijk naar de illustratie.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp en hoofdgedachte
§2 Onderwerp en hoofdgedachte (blz. 18)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp
Een tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp.

Hoe vind je het onderwerp?
Lees de tekst oriënterend.
Stel de vraag: Waar gaat de tekst over?
Geef antwoord in 1-5 steekwoorden.


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorm van het onderwerp
  • één of een paar woorden
  • nooit meer dan vijf woorden
  • nooit een zin!
  • vaak een zelfstandig naamwoord 

Bijvoorbeeld: 'blindegeleidehonden', 'de bibliotheek in Dordrecht', 'Griekse mythologie'

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdgedachte bepalen
*Geeft antwoord op de vraag: 
Wat zegt de schrijver over het onderwerp?
Om hier antwoord op te geven, moet je de tekst PRECIES LEZEN.

*De kortst mogelijke samenvatting van de tekst. (1 zin dus)

* Staat vaak in de inleiding of het slot.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorm van de hoofdgedachte
Het is 1 zin
Het is nooit een vraag!

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoelen en tekstsoorten
§3 Tekstdoelen en tekstsoorten (blz. 24)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstsoorten
Er zijn heel veel verschillende soorten teksten. 
Dit zijn wat voorbeelden van tekstsoorten:

* schoolboek
* recept
* advertentie
* stripverhaal
* nieuwsbericht


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoel
Een schrijver van een tekst wil iets bereiken met zijn tekst. 
Zijn tekst heeft een DOEL = tekstdoel.
Er zijn vijf tekstdoelen:
AMUSEREN
INFORMEREN
INSTRUEREN
OVERTUIGEN
ACTIVEREN

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe weet je wat het tekstdoel is?
* Bepaal wat het belangrijkste is wat de schrijver met de tekst wil bereiken.

* Vind je dat moeilijk? Kijk dan naar wat de tekstsoort is. 
(Advertenties zijn bijvoorbeeld altijd bedoeld om te overtuigen.)

LET OP: een schrijver kan meer dan één doel hebben. 
Hij kan bijvoorbeeld een nieuwsbericht schrijven om jou te informeren en je tegelijk amuseren met een grapje in die tekst.  Het tekstdoel is altijd het meest belangrijke doel. In dit voorbeeld dus: informeren.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de tekstdoelen?

Slide 22 - Tekstslide

globaal lezen
soms uit 1, soms meer
de belangrijkste informatie van een alinea
van een verhaal, mop of strip
overtuigen
oriënterend lezen
Een politierapport heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een reclametekst heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ingezonden brief heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een menukaart heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is het
tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
instrueren

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
amuseren

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het tekstdoel?
A
instrueren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leesstrategie gebruik je als je een deelonderwerp wil vinden?
A
oriënterend
B
globaal
C
precies
D
zoekend

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leesstrategie gebruik je als je het onderwerp wil vinden?
A
oriënterend
B
globaal
C
precies
D
zoekend

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leesstrategie gebruik je als je de tekst helemaal goed wil begrijpen?
A
oriënterend
B
globaal
C
precies
D
zoekend

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leesstrategie gebruik je als je het antwoord op een (specifieke) vraag wil vinden?
A
oriënterend
B
globaal
C
precies
D
zoekend

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je leest een interessant artikel uit de krant helemaal.
A
oriënterend
B
globaal
C
precies
D
zoekend

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kijkt in een filmrecensie welke onderdelen van de film besproken worden.
A
oriënterend
B
globaal
C
precies
D
zoekend

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je valt midden in een tv-programma en probeert te achterhalen waarover het gaat.
A
oriënterend
B
globaal
C
precies
D
zoekend

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kijkt in de inhoudsopgave van Voetbal International op welke pagina het artikel staat dat op de omslag wordt aangekondigd.
A
oriënterend
B
globaal
C
precies
D
zoekend

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je bekijkt een filmpje waarin uitgelegd wordt hoe je een sticker kunt ontwerpen.
A
oriënterend
B
globaal
C
precies
D
zoekend

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je luistert naar een omroepbericht op het station om te horen van welk perron je vertraagde trein vertrekt.
A
oriënterend
B
globaal
C
precies
D
zoekend

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is geen woordraadstrategie:
A
synoniem zoeken
B
tegenstelling zoeken
C
alleen vooruit lezen
D
voorbeelden zoeken

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de synoniemen van onderstaande woorden bij elkaar. 
meteen
standpunt
voedsel
meestal
fabeltje
direct

verzinsel 
eten 
mening
doorgaans

Slide 43 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies