Le futur simple: hoe te maken?
Je donner
ai Ik zal gevenTu donneras Jij zal geven
Il/elle donnera Hij/zij zal geven
Nous donnerons (niet: AVONS) Wij zullen geven
Vous donnerez (niet: AVEZ) Jullie zullen geven, u zal geven
Ils/elles donneront Zij zullen geven