Klas 3 - futur simple/proche

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Bonjour & bienvenue

Maak groepjes van 4. 

Ieder leest 1 stukje tekst en maakt daar in het Nederlands aantekeningen bij.

Ben je klaar?

Dan vertel je in je groepje waar jouw tekst over gaat. De anderen maken in het Nederlands aantekeningen.

Dit doet dus iedereen over 1 stukje tekst.

Futur proche & futur simple

Doel: Je begrijpt de futur in het Frans en gaat daarmee oefenen.

Objectif:

• Aan het eind van deze les weet je hoe je in het Frans kunt vertellen wat je gaat doen, in de toekomst.

Ik ga werken
vs
Ik zal werken

De toekomende tijd

In het Nederlands kun je het werkwoord "gaan" of "zullen" gebruiken om een toekomende tijd te maken.

Ik ga werken > bijvoorbeeld "morgen" of "volgende week".

Ik zal werken > ooit, niet duidelijk wanneer precies. 

Le futur

In het Frans kun je ook twee toekomende tijden onderscheiden:

Le futur proche ('nabije toekomst'): 

Je vais travailler (= Ik ga werken)

Le futur simple ('toekomst'): 

Je travaillerai (= Ik zal werken)

Ik zal werken =
Je travaillerai

Le futur simple: hoe te maken?

Je donnerai                                                   Ik zal geven

Tu donneras                                                  Jij zal geven

Il/elle donnera                                             Hij/zij zal geven

Nous donnerons (niet: AVONS)           Wij zullen geven

Vous donnerez (niet: AVEZ)                   Jullie zullen geven, u zal geven

Ils/elles donneront                                    Zij zullen geven

Le futur simple

1) Stam = hele werkwoord 

2) Stam + uitgangen van avoir (hebben)

Leer dus de uitgangen uit je hoofd!

Bijv. donner (=geven), avoir in de je-vorm = j'ai

Ik zal geven = Je donnerai

Let op! De stam van de futur eindigt altijd op -r

Vertaal:
Jij zult geven = Tu .......................

1. donnerai
2. donneras
3. donnera
4. donnerons

Vertaal:
Wij zullen beëindigen
= Nous .......................

1. finirai
2. finiras
3. finira
4. finirons

Vertaal:
Sophie zal bewaren =
Sophie.......................

1. garderai
2. garderas
3. gardera
4. garderons

Vertaal:
U zal teruggeven=
Vous.......................

1. rendra
2. rendrez
3. rendrons
4. rendront

Vertaal:
Zij zullen meenemen
= Ils/elles ........................

1. apportera
2. apporteront
3. apporterons
4. apporteras

Au boulot!

Quoi? Jullie gaan chapitre 1 afmaken, nakijken en leren voor de toets

Comment? Samenwerken, met het boek, online methode, quizlet

Aide? Klasgenoot/docent/(woorden)boek

Temps? 20 minuten

Résultats? Je kan de futur simple toepassen

Fini? Oefen verder met de futur proche of ga leren.

Au boulot!

Quoi? Jullie gaan een horoscoop maken/ toekomst voorspellen

Comment? Jullie voorspellen de toekomst in een paar zinnen.

Aide? Klasgenoot/docent/(woorden)boek

Temps? 20 minuten

Résultats? Je kan de futur proche toepassen & inleveren als opdracht in It's Learning

Fini? Ga verder met het nieuwe thema

FUTUR PROCHE

Gebruik altijd een vorm van 'aller'           (= gaan) + een heel werkwoord.

Bijv. Je vais danser

Tu vas finir

Nous allons rendre

Leer alle vormen van dit onregelmatig ww uit je hoofd!

Je vais

Ils/elles vont

Nous allons

On va

Vous allez

Il/elle va

Tu vas

Hij/zij gaat

Ik ga

Jullie gaan

U gaat

Wij gaan

Jij gaat

Men gaat, we gaan

Zij gaan

Vertaal:
Jij gaat terugkeren

1. Je vais retourner
2. Tu vas retourner
3. Je vais retourne
4. Tu vas retourne

Vertaal:
Hij gaat stoppen

1. Elle va arrêter
2. Elles vont arrêter
3. Il va arrêter
4. Ils vont arrêter

Vertaal:
Jullie gaan verkopen

1. Je vais vendre
2. Tu vas vendre
3. Nous allons vendre
4. Vous allez vendre

Wij gaan werken =
Nous (travailler, futur proche)

Jij gaat kiezen =
Tu (choisir, futur proche)

Zij gaan wachten =
Ils (attendre, futur proche)

Welke zin staat NIET in de futur proche?

1. Je vais regarder un film.
2. Elle a écouté une chanson.
3. Il va voir son frère.
4. Ils vont aller à l école.

Welke zin staat NIET in de futur proche?

1. Thomas va à Paris.
2. Tu vas voyager en Italie.
3. Thomas va manger une pizza.
4. Tu vas avoir une boisson.

Au boulot!

Quoi? Jullie gaan een horoscoop maken/ toekomst voorspellen

Comment? Jullie voorspellen de toekomst in een paar zinnen.

Aide? Klasgenoot/docent/(woorden)boek

Temps? 20 minuten

Résultats? Je kan de futur proche toepassen & inleveren als opdracht in It's Learning

Fini? Ga verder met het nieuwe thema

Le futur 

Hoe maak je de futur simple?

Heel ww + uitgangen

je _____ ai

tu ____ as

Il____ a

Nous ____ ons

Vous _____ ez

Ils _____ ont

Werkwoorden

Voorbeeld  

Tu vas épouser Justin Bieber.

Vous découvrirez le monde.

Tu tomberas amoureux Ariana Grande.

épouser = trouwen

découvrir = ontdekken

tomber = vallen

tomber amoureux = verliefd worden

trouver = vinden

perdre = verliezen

nager = zwemmen

avoir = hebben

gagner = winnen

demander = vragen

Faire

je

tu

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

fais

fais

fait

faisons

faites

font

Marrant

Méchant

Une fois par semaine

Souvent

Au travail

Le parfum

Chez des amis

L'argent

Mieux 

Savoir

Geef antwoord in het Frans:

Pourquoi c'est ton meilleur ami?