Schrijven Betoog

 Betoog schrijven
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

 Betoog schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een betoog?
Een betoog is een tekst waarin een bepaald standpunt wordt verdedigd met behulp van argumenten. Zo ben je als schrijver van het betoog in discussie met je lezer/toehoorder.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een betoog?
Je gaat ervan uit dat de lezer het wellicht niet eens is met je standpunt en dat je hem met je betoog moet overtuigen.

Een betoog is dus een beschouwende tekst

Slide 3 - Tekstslide

Doel van een betoog
In een betoog wil je anderen overtuigen om jouw standpunt ook in te nemen.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe overtuig je lezers/toehoorders?
Dit doe je door argumenten in te brengen die jouw (opgelegde) mening ondersteunen. Je gaat er in een betoog vanuit dat de lezer het oneens is met jouw standpunt óf nog geen mening heeft over het onderwerp. 

Aan jullie de taak de lezer te overtuigen om na het lezen/beluisteren van het betoog jouw standpunt in te nemen.

Slide 5 - Tekstslide

De opbouw van een betoog
Bedenk eerst je standpunt en verzin argumenten om je standpunt te onderbouwen. 

Slide 6 - Tekstslide

De opbouw van een betoog

- inleiding (kop)
- middenstuk (romp)
- conclusie/afsluiten (staart)

Slide 7 - Tekstslide

Argumenten verzinnen
Een argument is niets anders dan een reden om iets wel of niet te doen. Als je een stelling hebt gekozen, begin je met afvragen wat je zelf van het onderwerp weet.

Denk na over de volgende vragen:
* Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
* Wat zijn de voordelen of nadelen?
*Wie zijn er bij de stelling betrokken? 
* Is de verandering die komt door de stelling goed of slecht voor die mensen?

Slide 8 - Tekstslide

Voorstander zijn
Als voorstander wil je beargumenteren dat het probleem heel erg is en dat jij de oplossing hebt. Verder wil je vertellen dat er meer voor- dan nadelen zijn aan de oplossing én dat de mensen die betrokken zijn positief beïnvloed worden.

Slide 9 - Tekstslide

Tegenstander zijn
Als tegenstander wil je beargumenteren dat er geen probleem is óf dat er wel een probleem is maar dat de stelling dit niet oplost. Je kan dan effectiviteit of uitvoerbaarheid aanvallen. Ook kan je de nadelen uitgebreid bespreken.

Slide 10 - Tekstslide

Starten met schrijven
Wanneer je een stelling, een standpunt en argumenten hebt, is het tijd voor het schrijven van het betoog.

Slide 11 - Tekstslide

kop-romp-staart
De structuur van je betoog heeft altijd een kop, een romp en een staart. Deze naam geeft goed aan dat dat de romp het grootste stuk van het betoog vormt. 

Slide 12 - Tekstslide

Inleiding
Kern
Slot

Slide 13 - Tekstslide

INLEIDING (KOP)
Deze bestaat uit 2 delen:
- Het benoemen van het onderwerp: Je vertelt waarom het relevant is om het hier nu over te hebben.

- De stelling expliciet benoemen: Je vertelt aan de lezer wat jouw standpunt is. Je vertelt dus of je voor of tegen de stelling bent. 

Daarnaast besteed je in de inleiding aandacht aan wat jij gaat doen in dit betoog. Je noemt de argumenten die je gaat gebruiken om jouw standpunt te onderbouwen. Gebruik hier hooguit vier argumenten die je met een label benoemt. 

Slide 14 - Tekstslide

MIDDENSTUK (ROMP)
De focus in het middenstuk ligt op jouw argumenten, op de meest overtuigende manier brengen. 
Je argumenten overtuigend maken kun je bijvoorbeeld doen met behulp van het AUB-model:
1. Eerst vertel je wat het argument (A) is
2. Dan leg je het argument uit (U)
3. Tot slot geef je een voorbeeld: “Dit zien we bijvoorbeeld (B) bij…”

Slide 15 - Tekstslide

Tips om goed te argumenteren
- In een betoog kondig je jouw argument aan met een zin als: “Een belangrijk argument voor de stelling/dit standpunt is…”
- Als je meerdere argumenten gebruikt, behandel dan per alinea één argument. Dat is fijn voor je eigen overzicht, maar ook die van de lezer.

Na het benoemen van je argument is het belangrijk dat je jouw argument uitlegt. Een goede uitleg vertelt waarom een argument waar is, en waarom een argument belangrijk is voor de stelling. Dit doe je het beste met woorden als ‘want’, ‘omdat’ en ‘daarom’.

Slide 16 - Tekstslide

Tips om goed te argumenteren
- Als laatste wil je dat jouw argumenten gaan leven bij de lezer. Dit doe je door aansprekende voorbeelden te gebruiken, die de lezer meteen voor zich kan zien. Een vb. kan een persoonlijke anekdote zijn, maar het kan ook een feit, statistiek of voorbeeld uit de actualiteit zijn.

Zoek daarom naar artikelen die jullie kunnen aanhalen in het betoog. 

Slide 17 - Tekstslide

SLOT (STAART)
Nu je jouw argumenten mooi op een rijtje hebt gezet, is het belangrijk jouw betoog af te sluiten. Dit doe je door een slot te schrijven met een korte samenvatting van je verhaal, een sterke conclusie en een goede uitsmijter.

Slide 18 - Tekstslide

Een korte samenvatting
In de korte samenvatting noem je nog één keer kort wat jouw argumenten  waren. Dit kun je doen door de labels opnieuw te noemen. 

Slide 19 - Tekstslide

Een uitsmijter
Nu wil je nog zorgen dat de lezer je tekst niet snel vergeet. Daarvoor is de uitsmijter. Het is mooi als je slot een opvallende relatie heeft met de inleiding: een mooie zin die voor de lezer op een verrassende manier samenvat wat jouw standpunt is of waarom jouw mening zo goed is. De uitsmijter is het laatste wat de lezer leest/hoort; het is voor jou als schrijver/spreker de laatste mogelijkheid om een blijvende indruk te maken!

Slide 20 - Tekstslide

De sterke conclusie
Uit deze samenvatting concludeer je dat de lezer dus wel jouw standpunt over moét nemen. De conclusie is daarmee het inhoudelijke eindpunt van je betoog. 

Het kan sterk zijn om de stelling nog eens te noemen in dit stuk van het slot en waarom jullie voor of tegen deze stelling zijn. 

Slide 21 - Tekstslide

Schrijfopdracht 5:
* Betoog
* Taakverdeling: wie doet openingsspeech, slotbetoog?
* Artikelen die jullie hebben gebruikt bij het maken van het betoog.
* Bornvermelding: welke website hebben jullie gebruikt en welke informatie heb je van die website gehaald? 
* Als jullie ChatGpt gebruikt: welke prompts heb jullie ChatGpt gegeven? Zet deze in de bronvermelding.
* Welke argumenten gebruiken jullie nog meer tijdens het debat?  (Naast de argumenten die al in het betoog staan). 
* Letten op spelling, grammatica en formulering van de zinnen. 

Slide 22 - Tekstslide