H2 Langere teksten schrijven 2.6 Schrijven Betoog

2.6 - betoog schrijven
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2.6 - betoog schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je leer een betoog schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

 Betoog schrijven

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een betoog?
Een betoog is een tekst waarin een bepaald standpunt wordt verdedigd met behulp van argumenten. Zo ben je als schrijver van het betoog in discussie met je lezer. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een betoog?
Je gaat ervan uit dat de lezer het wellicht niet eens is met je standpunt en dat je hem met je betoog moet overtuigen.

Een betoog is dus een beschouwende tekst. 

Slide 5 - Tekstslide

Doel van een betoog
In een betoog wil je anderen overtuigen om jouw standpunt ook in te nemen.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe overtuig je lezers?
Dit doe je door argumenten in te brengen die jouw (opgelegde) mening ondersteunen. Je gaat er in een betoog vanuit dat de lezer het oneens is met jouw standpunt óf nog geen mening heeft over het onderwerp. 
Aan jou de taak de lezer te overtuigen om na het lezen van het betoog jouw standpunt in te nemen.

Slide 7 - Tekstslide

Het verschil tussen een betoog en discussie
Het verschil tussen een betoog en een discussie is dat je in een betoog de tegenargumenten van je lezer niet direct hoort, zoals je dat wel doet in een discussie. 
Tijdens het geven van een betoog wil je deze mogelijke punten tegen je betoog alvast benoemen en weerleggen om de lezer meteen te overtuigen van jouw standpunt. 

Slide 8 - Tekstslide

De opbouw van een betoog
Bedenk eerst je standpunt en verzin argumenten om je standpunt te onderbouwen. Maak voor je gaat schrijven een argumentatieschema. Dit kan via een schrijfplan. Als je alles op een rijtje hebt, kun je beginnen met schrijven.

Slide 9 - Tekstslide

De opbouw van een betoog
- titel
- inleiding
- middenstuk
- conclusie
- naam

Slide 10 - Tekstslide

Schrijfplan uitdelen

Slide 11 - Tekstslide

De opbouw van een betoog
Titel

Kies een pakkende titel voor je betoog.

Slide 12 - Tekstslide

De opbouw van een betoog
Inleiding

De inleiding bestaat meestal uit twee delen. In het eerste deel introduceer je het onderwerp en probeer je de aandacht van de lezer te trekken. Het tweede deel is een opstap naar het middenstuk. Hier formuleer je je stelling. De twee delen kun je in aparte alinea’s opsplitsen, maar je kan er ook één alinea van maken.
 

Slide 13 - Tekstslide

De opbouw van een betoog
Middenstuk
Het middenstuk bestaat o.a. uit de onderbouwende argumenten van de stelling. Behandel bij meerdere argumenten ieder hoofdargument in een nieuwe alinea. 

Slide 14 - Tekstslide

De opbouw van een betoog
Horen de argumenten bij elkaar, zet ze dan bij elkaar in één alinea. Geef voorbeelden en gebruik feiten, zo verlevendig je het betoog.

 
 

Slide 15 - Tekstslide

De opbouw van een betoog
 Benadruk de argumenten die jouw standpunt versterken, maar denk ook aan mogelijke tegenargumenten. Bedenk wat de tegenargumenten kunnen zijn en behandel ze in je betoog. Door ze vervolgens te ontkrachten versterk je je betoog.

 
 

Slide 16 - Tekstslide

De opbouw van een betoog
 Conclusie
Aan het eind van de tekst herhaal je duidelijk de stelling met je belangrijkste argumenten en geef je een korte samenvatting waarna je jouw conclusie trekt. Hiermee eindig je het betoog.
 
 

Slide 17 - Tekstslide

De opbouw van een betoog
 naam
Zorg dat je lezer weet weet het betoog geschreven heeft. Zet je voor- en achternaam onder je betoog. 
 

Slide 18 - Tekstslide

Betoog voorbereiden
Voordat je een betoog kan gaan schrijven, heb je een onderwerp nodig om je betoog over te schrijven. Dit doe je door een stelling te kiezen. 
Een stelling is vaak een idee over hoe de wereld zou moeten zijn. Het bevat een idee over iets wat gedaan of veranderd moet worden. 


Slide 19 - Tekstslide

Betoog voorbereiden
Aan de schrijver van het betoog is dan de keuze om dit een goed of een slecht idee te vinden. 
Vervolgens ga je op zoek naar argumenten die het beste aan het publiek uitleggen waarom jij het een goed of slecht idee vindt.

Slide 20 - Tekstslide

Argumenten verzinnen
Een argument is niets anders dan een reden om iets wel of niet te doen. Als je een stelling hebt gekozen, begin je met afvragen wat je zelf van het onderwerp weet.
Denk na over de volgende vragen:

Slide 21 - Tekstslide

Argumenten verzinnen
  • Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
  • Wat zijn de voordelen of nadelen?
  • Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die komt door de stelling goed of slecht voor die mensen?

Slide 22 - Tekstslide

voorstander zijn
Als voorstander wil je beargumenteren dat het probleem heel erg is en dat jij de oplossing hebt. Verder wil je vertellen dat er meer voor- dan nadelen zijn aan de oplossing én dat de mensen die betrokken zijn positief beïnvloed worden.

Slide 23 - Tekstslide

Tegenstander zijn
Als tegenstander wil je beargumenteren dat er geen probleem is óf dat er wel een probleem is maar dat de stelling dit niet oplost. Je kan dan effectiviteit of uitvoerbaarheid aanvallen. Ook kan je de nadelen uitgebreid bespreken.

Slide 24 - Tekstslide

Starten met schrijven
Wanneer je een stelling, een standpunt en argumenten hebt, is het tijd voor het schrijven van het betoog.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

kop-romp-staart
De structuur van je betoog heeft altijd een kop, een romp en een staart. Deze naam geeft goed aan dat dat de romp het grootste stuk van het betoog vormt. 

Slide 27 - Tekstslide

INLEIDING (KOP)
Deze bestaat uit 2 delen:
- Het benoemen van het onderwerp: Je vertelt waarom het relevant is om het hier nu over te hebben.
- De stelling expliciet benoemen: Je vertelt aan de lezer wat jouw standpunt is. Je vertelt dus of je voor of tegen de stelling bent. 

Slide 28 - Tekstslide

Daarnaast besteed je in de inleiding aandacht aan wat jij gaat doen in dit betoog. Je noemt de argumenten die je gaat gebruiken om jouw standpunt te onderbouwen. Gebruik hier hooguit vier argumenten die je met een woord of korte zin noemt. Verder vertel je natuurlijk ook of je tegenargumenten gaat behandelen.

Slide 29 - Tekstslide

MIDDENSTUK (ROMP)
De focus in het middenstuk ligt op jouw argumenten, op de meest overtuigende manier brengen. 
Je argumenten overtuigend maken kun je bijvoorbeeld doen met behulp van het AUB-model:

Slide 30 - Tekstslide

het AUB-model
1. Eerst vertel je wat het argument (A) is
2. Dan leg je het argument uit (U)
3. Tot slot geef je een voorbeeld: “Dit zien we bijvoorbeeld (B) bij…”

Slide 31 - Tekstslide

tips om goed te argumenteren
- In een betoog kondig je jouw argument aan met een zin als: “Een belangrijk argument voor de stelling/dit standpunt is…”
- Als je meerdere argumenten gebruikt, behandel dan per alinea één argument. Dat is fijn voor je eigen overzicht, maar ook die van de lezer.

Slide 32 - Tekstslide

tips om goed te argumenteren
- Na het benoemen van je argument is het belangrijk dat je jouw argument uitlegt. Een goede uitleg vertelt waarom een argument waar is, en waarom een argument belangrijk is voor de stelling. Dit doe je het beste met woorden als ‘want’, ‘omdat’ en ‘daarom’.

Slide 33 - Tekstslide

tips om goed te argumenteren
- Als laatste wil je dat jouw argumenten gaan leven bij de lezer. Dit doe je door aansprekende voorbeelden te gebruiken, die de lezer meteen voor zich kan zien. Een vb. kan een persoonlijke anekdote zijn, maar het kan ook een feit, statistiek of voorbeeld uit de actualiteit zijn.

Slide 34 - Tekstslide

SLOT (STAART)
Nu je jouw argumenten mooi op een rijtje hebt gezet, is het belangrijk jouw betoog af te sluiten. Dit doe je door een slot te schrijven met een korte samenvatting van je verhaal, een sterke conclusie en een goede uitsmijter.

Slide 35 - Tekstslide

een korte samenvatting
In de korte samenvatting noem je nog één keer kort wat jouw argumenten  waren. Dit kun je doen door ze opnieuw (kort) te noemen. 

Slide 36 - Tekstslide

de sterke conclusie
Uit deze samenvatting concludeer je dat de lezer dus wel jouw standpunt over moét nemen. De conclusie is daarmee het inhoudelijke eindpunt van je betoog. 
Het kan sterk zijn om de stelling nog eens te noemen in dit stuk van het slot.

Slide 37 - Tekstslide

een uitsmijter
Nu wil je nog zorgen dat de lezer je tekst niet snel vergeet. Daarvoor is de uitsmijter. Het is mooi als je slot een opvallende relatie heeft met de inleiding: een mooie zin die voor de lezer op een verrassende manier samenvat wat jouw standpunt is of waarom jouw mening zo goed is. De uitsmijter is het laatste wat de lezer leest; het is voor jou als schrijver de laatste mogelijkheid om een blijvende indruk te maken!

Slide 38 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 39 - Tekstslide

Een betoog is een....
A
Overtuigende tekst
B
Informerende tekst
C
activerende tekst
D
Amuserende tekst

Slide 40 - Quizvraag

Betoog

Hij schreef een betoog over de straf.
A
tekst om iemand te amuseren
B
tekst om iemand over te halen
C
tekst om iemand te instrueren
D
tekst om iemand te overtuigen

Slide 41 - Quizvraag

Een betoog lezen
A
Verkennend lezen
B
zoekend lezen
C
studerend lezen
D
kritisch lezen

Slide 42 - Quizvraag

Veel betogen hebben een...
A
eendeling
B
tweedeling
C
driedeling

Slide 43 - Quizvraag

Een betoog is:
A
subjectief: iets wordt vanuit een persoonlijk oogpunt beoordeeld of gezien.
B
objectief: een oordeel gebaseerd of feiten en niet op meningen

Slide 44 - Quizvraag

Wat is een betoog uitgebreid uitgelegd?
A
De schrijver van een betoog wil je vooral informatie geven over een onderwerp.
B
De schrijver van een betoog wil je vooral overtuigen van een mening.
C
De schrijver van een betoog wil je vooral aan het denken zetten.
D
De schrijver van een betoog wil je aansporen om iets te doen.

Slide 45 - Quizvraag

Betoog
A
Eigen mening met argumenten
B
opsomming met doe-woorden
C
opvallende tekst met een plaatje

Slide 46 - Quizvraag

Maken
Blz. 112-115, opdracht 1-2-3 + examenopdracht

Digitaal: opdracht 1-2-3 + examenopdracht + extra opdracht 1
Rustig tempo?  Maak dan opdracht 1-2-3 + examenopdracht

Slide 47 - Tekstslide

Weten voor een toets
- Je kunt een kort betoog schrijven met een inleiding, middenstuk en slot.
Je kunt je mening onderbouwen met argumenten en voorbeelden of uitleg.

Slide 48 - Tekstslide

Nog moeite met het schrijven van een betoog?
Maak gebruik van een schrijfplan. 
Een voorbeeld-schrijfplan is te vinden op blz. 203 in het lesboek. 

Slide 49 - Tekstslide

EINDE

Slide 50 - Tekstslide