H5 voorkennis + 5.1
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Clara moet voor haar verplichte boekenlijst nog 6 Nederlandse en 5 Engelse boeken lezen.
Bereken het aantal mogelijke volgorden waarin ze die boeken kan lezen.
Bereken het aantal mogelijke volgorden waarin ze die boeken kan lezen.
A
86400
B
7776
C
332640
D
39916800
Slide 4 - Quizvraag
Clara moet voor haar verplichte boekenlijst nog 6 Nederlandse en 5 Engelse boeken lezen.
Bereken het aantal mogelijke volgorden als ze niet twee Nederlandse boeken achter elkaar wil lezen
Bereken het aantal mogelijke volgorden als ze niet twee Nederlandse boeken achter elkaar wil lezen
A
86400
B
7776
C
332640
D
30
Slide 5 - Quizvraag
Clara moet voor haar verplichte boekenlijst nog 6 Nederlandse en 5 Engelse boeken lezen.
In de vakantie neemt ze 4 boeken van haar lijst mee. Bereken uit hoeveel viertallen ze kan kiezen.
In de vakantie neemt ze 4 boeken van haar lijst mee. Bereken uit hoeveel viertallen ze kan kiezen.
A
150
B
7920
C
330
D
600
Slide 6 - Quizvraag
Clara moet voor haar verplichte boekenlijst nog 6 Nederlandse en 5 Engelse boeken lezen.
Bereken het aantal mogelijke viertallen als ze 2 Nederlandse en 2 Engelse boeken mee neemt.
Bereken het aantal mogelijke viertallen als ze 2 Nederlandse en 2 Engelse boeken mee neemt.
A
150
B
7920
C
332640
D
600
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Lineaire groei
Slide 9 - Woordweb
Bij welke tabel hoort lineaire groei?
A
B
Slide 10 - Quizvraag
Van een lineair verband tussen de variabelen t en R gaat de grafiek door de punten (70, 220) en (120, 20).
Met hoeveel neemt R af als t toeneemt van 70 tot 120?
Met hoeveel neemt R af als t toeneemt van 70 tot 120?
Slide 11 - Open vraag
Van een lineair verband tussen de variabelen t en R gaat de grafiek door de punten (70, 220) en (120, 20).
Met hoeveel neemt R af als t met 1 toeneemt?
Met hoeveel neemt R af als t met 1 toeneemt?
Slide 12 - Open vraag
Van een lineair verband tussen de variabelen t en R gaat de grafiek door de punten (70, 220) en (120, 20).
Bereken R voor t=58.
Bereken R voor t=58.
Slide 13 - Open vraag
Het verband tussen de hoogte van de gasrekening en het gasverbruik is lineair
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Het verband tussen de lengte van een ribbe en de inhoud van een kubus is lineair
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Het verband tussen de huurprijs en de tijd bij een jaarlijkse huurverhoging van 4,5% is lineair
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Het verband tussen de afgelegde afstand en de tijd bij een constante snelheid is lineair
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Een kabelhaspel weegt met 12 meter draad 2410 gram en met 9 meter kabel 1990 gram. Hoeveel weegt deze haspel met 5 meter draad?
