Ga rustig naar je plek. Pak je boek en ga zitten volgens plattegrond
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Ga rustig naar je plek. Pak je boek en ga zitten volgens plattegrond
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Planning
Terugblik vorige les
Behandelen Hoofdstuk 2 paragraaf 5 (
zelfstandig werken (25 min)
Wat hebben we geleerd (5 min)
Slide 2 - Tekstslide
De planning
Woensdag 23 oktober: Paragraaf 2.5 bankieren
Dinsdag 5 november: rekentrainer
Woensdag 6 november: Vragen/herhaling/quiz
Dinsdag 12 november: Toets H2 Geldzaken
Slide 3 - Tekstslide
Welke van de drie geldfuncties herken je in het onderstaande voorbeeld? Yara zet elke maand €50 opzij voor haar vakantie
A
Rekenmiddel
B
Spaarmiddel
C
Ruilmiddel
Slide 4 - Quizvraag
Peter vergelijkt broeken online. Dezelfde broek is bij de ene winkel € 25,- goedkoper dan bij de andere winkel. Welke geldfuncties komen hier naar voren?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel
Slide 5 - Quizvraag
Welke van de 3 geldfuncties herken je in het onderstaande voorbeeld?
Yara koopt voor € 80 een tweedehands fiets.
A
Rekenmiddel
B
spaarmiddel
C
Ruilmiddel
Slide 6 - Quizvraag
Welke 3 geldfuncties ken je?
Slide 7 - Open vraag
Leerdoel
Ik kan uitleggen hoe je bankzaken moet regelen
Slide 8 - Tekstslide
Als er geld op je rekening staat,
noemen we dat
een positief saldo of een creditsaldo
Als je een tekort hebt,
noemen we dat
een negatief saldo of een debetsaldo.
Slide 9 - Tekstslide
Saldo
Saldo is het geld dat ik op mijn rekening heb staan.
€ 45,00 = creditsaldo/ in de plus (ik ontvang creditrente)
-€ 45,00 = debetsaldo/ in de min (ik betaal debetrente)
Slide 10 - Tekstslide
Opgaven
Jouw creditsaldo is € 125,-. Je hebt gewerkt bij Jumbo en ontvangt € 75,-. Je gaat naar de bioscoop en betaalt een kaartje van € 11,50 en een cola € van 4,50.
Wat is het nieuwe saldo ?
€125+€75-€11,50-€4,50= € 185,-
Slide 11 - Tekstslide
bankrekening
Saldo * Creditsaldo :(in de plus)
* Debetsaldo (in de min)
Roos heeft een creditsaldo van € 52. Ze krijgt € 80 kleedgeld binnen. Haar werkgever heeft haar maandloon overgemaakt a € 125. Ze heeft kleding geshopt voor € 72 en verschillende kleine transacties in de supermarkten waren samen € 22,50. Ze heeft tweedehands een piano gekocht voor € 300. Wat is haar nieuwe saldo? ( credit of debet)
Slide 12 - Tekstslide
Saldo
52 + 80 + 125 - 72 - 22,50 - 300 = € 137,50 debet
Slide 13 - Tekstslide
Internetbankieren
opdrachten geven voor het overschrijven van geld
opgeven wanneer er betaald moet worden
op elk moment het saldo van je bankrekening bekijken
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
opdrachten maken
Slide 16 - Tekstslide
Wat ? Maken opdrachten paragraaf 5 Vanaf bladzijde 50
Hoe ? in stilte
Tijd ? 10 minuten
Resultaat ? bespreken 1 t/m 15
timer
10:00
Slide 17 - Tekstslide
Wat ? Maken opdrachten paragraaf 5 Vanaf bladzijde 50 verder t/m 31
Hoe ? In overleg met buurman. Ik kom langs voor vragen