HC steden en bugers - introductie

Gelukkig nieuw jaar!
Pak vast je schrift en een pen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Gelukkig nieuw jaar!
Pak vast je schrift en een pen

Slide 1 - Tekstslide

Compliment
Geef degene van wie je het stokje hebt gepakt een compliment.

Wat kan deze persoon goed? Wat vind je knap van die persoon? Wat maakt deze persoon leuk / bijzonder / speciaal? 
Schrijf op en geef, je hoeft het niet te delen!

Slide 2 - Tekstslide

Toetsen dit jaar

  1. oktober - tv7/8/9
  2. 21 december - po (SE)
  3. januari - voortgangstoets HC1
  4. maart - SE toetsweek 2
  5. mei - voortgangstoets HC2
  6. Juli - SE toetsweek 3
Se's
5VWO
21 januari  - po niet westerse geschiedenis (10%)
 TW2 - SE hc 1 + tv 1-10 (15%)
SE/3x/15%/60
TW3 - HC2 en TV1-10 (15%)

6VWO
HC4 en TV1-10 (25%)
HC 1-4 + Tv 1-10 (35%)



Slide 3 - Tekstslide

4 onderdelen

Voor de vakantie in de lessen
  • Tijdvak 10
  • po niet westerse geschiedenis

Na de vakantie
  • Historische context steden en burgers 1050-1700
  • Heel kort herhaling TV 1-10
3 toetsen

  1. Toets 1: Po niet westerse geschiedenis - deadline 21 januari 23.59 (10% PTA)
  2. Toets 2: 12 februari: voortgang HC1, paragraaf 1.1 en 1.2
  3. Toets 3 (maart): HC 1.1-1.3 en tijdvak 1-10 (15% SE)

Slide 4 - Tekstslide

Deze periode
Tijdvak 10
Toets: PO werkstuk over niet westerse geschiedenis, (Weging 1x + 10%SE)
Toets in toetsweek 2: schriftelijke toets over Historische context 1 en TV -10. (weging 3 x, + 15% SE)
Deadline Po

Slide 5 - Tekstslide

Welke stof moet je doen in de bovenbouw 
vwo
1. Tijdvakken 1 t/m 10

2. Historische Contexten:
-Steden en burgers 1050-1700
- Verlichting 1650-1900
-China 1842-2001
-Duitsland in Europa 1918-1991

3. Kenmerkende aspecten

4. 5 thema's

Slide 6 - Tekstslide

Historische context (HC)

  • Een historische context is een thema dat gaat over meerdere tijdvakken.
  • Sommige kenmerkende aspecten kan je koppelen aan deze Historische context.
  • Op je examen moet je 4 historische contexten  kennen.

Slide 7 - Tekstslide

Steden en burgers 1050-1700

Slide 9 - Tekstslide

Deze periode
De historische context Steden en burgers 1050-1700.
  • Examenonderwerp.
  • Voortgangstoets  en SE.

Toetsing: 
  • Toets in week 21 (12 februari)
  • SE: Toets in de toetsweek HC1 + tv 1-10) +/- 10 maart

Slide 10 - Tekstslide

Steden en burgers
1050-1700 (associaties)

Slide 11 - Woordweb

Rode lijn en opbouw

  • Het groeiende belang van steden (en dus handel en nijverheid; ten koste van platteland) en

  • De groeiende macht van burgers (ten koste van de macht van de edelen en de naar centralisatie strevende landsheren)



Nijverheid
Met nijverheid bedoelen we in het kort beroepen waarbij iets gemaakt of bewerkt wordt. Grondstoffen, bijvoorbeeld katoen, hout, olie en dergelijke, worden omgezet in een product wat verkocht kan worden. Bijvoorbeeld kleding maken, bier brouwen, brood bakken, meubels maken.
centralisatie
land regeren vanuit een centraal punt.

Slide 12 - Tekstslide

De HC valt uiteen in drie delen:
1 – ontstaan en opkomst van zelfstandige steden (vooral de zuidelijke Nederlanden)
2 – groei en bloei van burgerij en steden en uiteindelijke botsing met Bourgondische / Habsburgse landsheren / De Opstand
3 – de rol van de burgerij in de Republiek (de bijzondere positie van de Republiek)

Slide 13 - Tekstslide

Elke Historische context bestaat uit 3 leidende vragen

Slide 14 - Tekstslide

leerdoel
Je kan de beginsituatie beschrijven  en verklaren door middel van de kenmerkende aspecten van tijdvak 3.
Je herkent de kenmerkende aspecten van tijdvak 4 en je kan ze uitleggen.

Slide 15 - Tekstslide

Beginsituatie: Tijdvak 3: Tijd van Monniken en Ridders 
  1. Het ontstaan en de verspreiding van de Islam
  2. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
  3. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
  4. De verspreiding van het christendom in geheel Europa

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht
Neem de kenmerkende aspecten van tijdvak 3 over in je schrift.
Schets in het kort de belangrijkste kenmerken van de wereld in de vroege Middeleeuwen.
 Neem de kenmerkende aspecten van tijdvak 4 over op een a3 of in je schrift. , schrijf bij elk ka een aantal concrete voorbeelden, of concrete uitleg, begrippen, personen, jaartallen op.
Deadline:morgen

Verder:

Slide 17 - Tekstslide

HW: Ka 9-18 uitwerken (voorbeeld:)
het ontstaan van de islam 
  • Wanneer? Ontstaan in 622 na Christus (7de eeuw)
  • Wie? Profeet Mohamed.
  • Wat? Monotheïstische godsdienst
  • Waar? snelle verspreiding door Azie, Noord-Afrika en het Iberisch schiereiland.

Slide 18 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten tijdvak 3
9. Het ontstaan en de verspreiding van de islam
10. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarische-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
11. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
12. De verspreiding van het christendom in geheel Europa 

Slide 19 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten tijdvak 4
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving 
14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden 
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie 
16. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben
17. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Hoe wordt het leven geregeld na de val van het Romeinse Rijk? 
Hofstelsel = Sociaal-economisch systeem in de middeleeuwen. 

Mensen gaan opzoek naar veiligheid en bestaanszekerheid. 

Heer
Horige 
vrije boer
Lijfeigenen





Slide 23 - Tekstslide

Hofstelsel
- Tijdens de Romeinse periode waren er heren die veel grond hadden buiten de steden. 

- Deze heren gaan bescherming aanbieden, uiteraard niet gratis. 


Hof = domein

Slide 24 - Tekstslide

Herendiensten
Helpen met brouwen
Werktuigen maken/repareren
Paarden van de heer verzorgen
Rest van de week werken op de hoeven

Slide 25 - Tekstslide

Samenleving na de val van het Romeinse Rijk
1. Adel en geestelijken (koning was hoge adel, heren waren lage adel)
2. Vrije boeren 
3. Horige boeren (boeren die gebonden waren aan een stuk land)
4. Lijfeigenen (boeren die van iemand waren, een soort slavernij)

Slide 26 - Tekstslide

Waarom hofstelsel? 
Een hof of domein was Autarkisch dus niet afhankelijk van de buitenwereld = bestaanszekerheid

Het zorgde voor stabiliteit en veiligheid

De hele middeleeuwen gaat dit 'hofstelsel' dé 
manier zijn hoe de samenleving is geregeld. 

Slide 27 - Tekstslide

hofstelsel -> 1000 jaar 
- voor de bescherming gaan heren mensen in huren die voor hen willen vechten

- De huizen van de heren worden op de lange termijn kastelen. 

Slide 28 - Tekstslide