Denk na over deze uitleg. Is het voor jou nu duidelijk wat deze woorden inhouden: communiceren, verbaal, non-verbaal
A
Ik vind het moeilijk.
B
Met oefenen zal het wel gaan lukken.
C
Makkie, geen probleem.
D
Ik snap er echt niks van.
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Steek in Griekenland niet je duim omhoog
Doel: verbale-/non-verbale communicatie kennen en gebruiken.
Communicatie. Wat kun je allemaal doen als je communiceert? Schrijf drie voorbeelden op en vergelijk ze met je buur. Verbale communicatie: Zet een 'V' voor de voorbeelden die horen bij verbale communicatie. Non-verbale communicatie: Zet een 'N' voor de voorbeelden die horen bij non-verbale communicatie. We bespreken de voorbeelden en je indeling.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Welke leerdoelen heb je bereikt? Kijk naar de letter die ervoor staat: R, T1, T2 en I