Leren voor de toets

Leren voor de toets
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leren voor de toets

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
Bespreken we: 
Wat je moet kennen en kunnen voor je toets/examen kua.
Hoe je toetsvragen aanpakt

Oefenen we met:
Het herkennen van verschillende vraagtypen en antwoordtypen
Het maken van vragen

Slide 2 - Tekstslide

Toetsstof
Toetsstof = Examenstof! 
Goed leren voor je toets = goed leren voor je examen!

Toets in TW3:
Massacultuur H1 t/m H6
Boekje kunstanalyse/kunstanalyseschema
Hulpdocumenten: tijdlijn, examensyllabus, A4 en kernconcepten

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet je kennen?
Je hebt kennis nodig over kunst en de context waarin kunst is gemaakt. Dit betekent dat je:
✔ Begrippen uit de kunst (zoals vormgeving en voorstelling) moet herkennen en begrijpen.
✔ De verschillende kunstperiodes en stijlen moet kennen en weten wat voor kunst daarin werd gemaakt.
✔ Thema’s en onderwerpen in kunstwerken moet kunnen herkennen en linken aan de maatschappij.
✔ Kennis uit bronnen moet kunnen begrijpen en toepassen, ook op kunstwerken die je nog niet eerder hebt gezien.
✔ Verschillen tussen kunstwerken moet kunnen verklaren aan de hand van de tijd waarin ze zijn gemaakt.
✔ De visie van kunstenaars moet kunnen herkennen en benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat moet je kunnen?
🔹 Beschrijven → Kunstwerken nauwkeurig omschrijven en de juiste begrippen gebruiken.
🔹 Analyseren → Kleine verschillen tussen kunstwerken zien en verbanden leggen.
🔹 Interpreteren → Begrijpen waarom een kunstenaar bepaalde keuzes heeft gemaakt.
🔹 Evalueren → Een eigen oordeel geven over kunst en dit goed onderbouwen.

Daarnaast helpt het als je:
Je kunt verplaatsen in de tijd en in de kunstenaar.
✅ Vragen goed leest en precies beantwoordt wat er wordt gevraagd.
✅ Kunstwerken uit verschillende disciplines (beeldend, muziek, theater, dans) kunt analyseren.
✅ Kritisch en creatief kunt nadenken over kunst en over je eigen leerproces.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe pak ik zo'n antwoord aan?

Slide 6 - Tekstslide

Stap 1: Lees de inleiding en de vraag goed door.
Hoeveel punten krijg je voor de vraag?
• Lees de vraag goed door.
• Wat voor een soort vraag is het (b.v. leg uit…of noem…)?
• Noteer belangrijke woorden.
• Herformuleer de vraag in je eigen woorden.
• Gaat het om één vraag of meerdere vragen?
• Welke stappen moet je zetten?
• Wordt er naar voorstelling of vormgeving (Analyse-aspecten) gevraagd?
• Bekijk heel nauwkeurig de afbeelding en beschrijf voor je zelf wat je ziet. Probeer nog geen conclusies te trekken.

Slide 7 - Tekstslide

Stap 2: Wat weet je al?
• Waar gaat het over en wat weet je daar al van?
• Stroming/Stijl?
• Jaartal?
• Welke materialen en technieken zijn gebruikt?
• Wat zijn de belangrijkste analyse-aspecten?
• Wat is de context/achtergrond (b.v. maatschappelijke ontwikkelingen of uitvindingen)?
Zoek woorden die je nog niet kent op in het woordenboek.

Slide 8 - Tekstslide

Stap 3: Lees, kijk en luister
• Welke bronnen moet je gebruiken (tekst, foto, video, figuur)?
• Bekijk de bron helemaal (titel, bijschrift, jaartal etc.).
• Welke informatie zie of lees je in de bron en/of de inleiding en/of de vraag?

• Kijk goed naar de titel, onderschrift, symbolen, boodschap, aspecten, personen.
• Noteer de elementen die je kunnen helpen bij het beantwoorden van de vraag.
• Noteer uitspraken/beweringen/meningen/beelden/argumenten, die
je kunnen helpen bij de beantwoording van de vraag.

Slide 9 - Tekstslide

Stap 4: Formuleer je antwoord
• Wat voor type antwoord verlangt de vraag? Schrijf eventueel een modelantwoord!
• Gebruik de vraagformulering in je antwoord. (Dus niet: lange noten, maar: Het aspect dat het lied een slepend karakter geeft (vraag) is de lange toonduur (antwoord).
• Beschrijf duidelijk en specifiek waar je in de bron je het gevraagde ziet. (Dus niet: De kleur rood, maar: de kleur rood van de jas.)
• Zorg dat je antwoord specifiek en duidelijk is (2): Alleen het aspect is niet toegestaan!
• Zorg dat je antwoord geen vragen oproept.
• Verleng je antwoord WAAR NODIG met bijvoorbeeld; want, omdat of
zodat (leg uit).

Slide 10 - Tekstslide

Stap 5: Check je antwoord
• Kijk of je al het gevraagde beantwoord hebt.
• Heb je alle onderdelen van de vraag beantwoord? 
Vraag beantwoorden:
• Komen de onderstreepte/gemarkeerde woorden uit de vraag terug?
• Bron gebruiken: Heb je elementen uit de bron in je antwoord opgenomen? En beschreven waar ze te zien/te horen zijn?
• Roept je antwoord geen vragen op?

Is je antwoord objectief en vrij van je mening? Let op bijvoeglijk naamwoorden!

Slide 11 - Tekstslide

Maak vragenblok 6.7 (20 min.)
Denk aan de stappen die we zojuist besproken hebben!

Je mag dit blok zelfstandig maken (achterin) of stapsgewijs met de docent (voorin).
Verplicht: je schrijft je antwoorden op!

Hierna: nakijken en intro oefenexamen.

Slide 12 - Tekstslide