FPZ H3 Opname, werking, omzetting en uitscheiding

FPZ Startthema 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Farmaceutische patiëntenzorgMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

FPZ Startthema 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doet het lichaam met het geneesmiddel?
ADME principe
A = Absorptie = opname in het lichaam. 
D = Distributie = verdeling in het lichaam.
M = Metabolisme = omzetting in het lichaam.
E = Eliminatie/excretie = uitscheiding uit het lichaam.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maag, darmen, milt en lever 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedspiegel 
Bloedspiegel: concentratie van een geneesmiddel in het bloed.
afhankelijk van:
- toedieningsvorm
FIRST PASS EFFECT
- Gnm in het bloed, moet eerst lever passeren. deel al onwerkzaam gemaakt voordat het op de plaats van werking komt. 
 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Biologische beschikbaarheid

Om de verschillende geneesmiddelvormen met elkaar te kunnen vergelijken, wordt gekeken naar de biologische beschikbaarheid van een geneesmiddel. 



De hoeveelheid geneesmiddel die in het bloed terechtkomt, uitgedrukt in procenten van de ingenomen hoeveelheid.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Biologische beschikbaarheid

Bepaald door:
- vrijkomen geneesmiddel uit de toedieningsvorm
- opname in de darmen
- first-pass effect

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Halfwaardetijd
De halfwaardetijd is de tijd die het kost voor de concentratie van een geneesmiddel in het lichaam om te halveren.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De HALFWAARDETIJD van een geneesmiddel bepaalt hoe lang het in het lichaam actief blijft. Dit is belangrijk voor het doseringsinterval, het behouden van een stabiele werking, het voorkomen van ophoping en bijwerkingen, en het inschatten hoe snel een medicijn uit het lichaam verdwijnt. Bij lever- of nierproblemen kan aanpassing van de dosis nodig zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld is paracetamol, met een halfwaardetijd van ongeveer 2 tot 3 uur. Dit betekent dat de concentratie in het bloed elke 2 à 3 uur halveert. Daarom wordt paracetamol meestal elke 4 tot 6 uur gedoseerd.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil tussen Tmax en T½ (halfwaardetijd)
Tmax zegt iets over de snelheid van opname (wanneer het medicijn de hoogste concentratie in het bloed bereikt).
T½ (halfwaardetijd) zegt iets over de snelheid van afbraak en eliminatie (hoe lang het duurt voordat de concentratie halveert).

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opname van een geneesmiddel noemen we
A
Distributie
B
Transport
C
Eliminatie
D
Absorptie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij ouderen veranderd de opname van een geneesmiddel doordat het maagsap zuurder is?
A
waar
B
niet waar
C
weet ik niet

Slide 16 - Quizvraag

Bij ouderen veranderd de opname van een geneesmiddel doordat het maagsap zuurder is? Waar of niet waar
Waar, het maagsap is zuurder wat invloed kan hebben op de absorbtie van geneesmiddelen
Ook is de maaglediging vertraagd en het maag en darm slijmvlies dunner

Wat is de definitie van farmacokinetiek?
A
Opname, werking, omzetting en uitscheiding van geneesmiddelen
B
Farmacodynamiek van geneesmiddelen
C
Biologische beschikbaarheid van geneesmiddelen
D
De structuur van geneesmiddelen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies