Balans

Balans
Overzicht van de bezittingen, schulden en eigen Vermogen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Balans
Overzicht van de bezittingen, schulden en eigen Vermogen

Slide 1 - Tekstslide

Eigen Vermogen
Verschil tussen bezittingen - schulden

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Balans
Bij een balans moeten de debet- (activa) en de creditzijde (passiva) totaal altijd gelijk aan elkaar zijn
Het moet in balans zijn

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Indeling van een balans
Zorg dat je de indeling van de balans goed kent, zo kun je de verschillende formules die je moet berekenen goed toepassen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Onderdelen balans
Vaste activa = 
Vlottende activa = 
Inventaris
Debiteuren
Crediteuren

Vreemd vermogen lang =
Vreemd vermogen kort

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het balanstotaal? (antwoord zonder punt/komma)

Slide 9 - Open vraag

Wat is het Eigen Vermogen?

Slide 10 - Open vraag

Welke stelling is juist?
1. Debiteuren zijn schulden
2. Voorraad is vaste activa
A
Stelling 1
B
Stelling 2
C
Beiden
D
Geen van beiden

Slide 11 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
1. Crediteuren zijn schulden
2. Banksaldo is liquide middelen
A
Stelling 1
B
Stelling 2
C
Beiden
D
Geen van beiden

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer spreek je van vreemd vermogen lang?
A
Looptijd langer dan 1 jaar
B
Looptijd langer dan 5 jaar
C
Looptijd langer dan 10 jaar
D
Looptijd korter dan 1 jaar

Slide 13 - Quizvraag

Op de balans staan bezitting voor € 15.000,- en een eigen vermogen van € 5.000,-.
Wat is het bedrag aan schulden?
(antwoord het bedrag zonder punt of komma)

Slide 14 - Open vraag

Onder welke categorie valt een bedrijfsauto?
A
Liquide middelen
B
Eigen vermogen
C
Vlottende activa
D
Vaste activa

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de beste omschrijving van vlottende activa?
A
Activa die langer dan één periode of jaar meegaan
B
Activa die minder dan één periode of jaar meegaan
C
Activa die precies één periode of jaar meegaan
D
Activa die één periode meegaat

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het gevolg voor de balans als een bedrijf aflost op een hypothecaire lening?
A
Eigen vermogen stijgt Liquide middelen stijgt
B
Eigen vermogen daalt Liquide middelen daalt
C
Lang vreemd vermogen daalt Liquide middelen stijgt
D
Lang vreemd vermogen daalt Liquide middelen daalt

Slide 17 - Quizvraag