2. 10-9 Taalschat H5: Overbodige woorden, dubbele ontkenning en verkeerde woorden of uitdrukkingen

In deze les:

  • Lesopening: nieuws
  • Terugblik op de vorige les:
    homoniemen
    homofonen
    synoniemen
    overbodige woorden
    dubbele ontkenning en verhaspeling
    verkeerde woorden of uitdrukkingen

  •  Zelfstandig afmaken: opdrachten van vorige week
  • Zelfstandig maken: opdracht 17, 18, 19, 20, 21 en 22 op blz. 174 en 175

  • Terugblik op de les en evaluatie van de leerdoelen

Doelen van de les:
  • Je kunt overbodige woorden in een zin herkennen.
  • Je kunt een dubbele ontkenning in zinnen herkennen.
  • Je kunt een verhaspeling in een zin verbeteren.
  • Je kunt de juiste woorden in een zin gebruiken.
  • Je kunt spreekwoorden en uitdrukkingen verbeteren.

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

In deze les:

  • Lesopening: nieuws
  • Terugblik op de vorige les:
    homoniemen
    homofonen
    synoniemen
    overbodige woorden
    dubbele ontkenning en verhaspeling
    verkeerde woorden of uitdrukkingen

  •  Zelfstandig afmaken: opdrachten van vorige week
  • Zelfstandig maken: opdracht 17, 18, 19, 20, 21 en 22 op blz. 174 en 175

  • Terugblik op de les en evaluatie van de leerdoelen

Doelen van de les:
  • Je kunt overbodige woorden in een zin herkennen.
  • Je kunt een dubbele ontkenning in zinnen herkennen.
  • Je kunt een verhaspeling in een zin verbeteren.
  • Je kunt de juiste woorden in een zin gebruiken.
  • Je kunt spreekwoorden en uitdrukkingen verbeteren.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

5.3 Taalfouten

Slide 5 - Tekstslide

Overbodige woorden
Soms staan er overbodige woorden in zinnen. Ze zijn niet nodig in de zin.

Voorbeelden:
een mondeling toespraak
Ik wil meteen direct naar huis.

Slide 6 - Tekstslide

Dubbele ontkenning
Een dubbele ontkenning is het herhalen van een ontkennend woord in een zin. Er staan dus twee ontkenningen in

Voorbeelden:
Ik heb nooit geen zin om te voetballen.
Marwan gaat nooit niet naar zijn oma.

Slide 7 - Tekstslide

Verhaspeling
Bij een verhaspeling verwissel je woorden die op elkaar lijken, maar die een verschillende betekenis hebben. 

Voorbeelden:
Die schoenen kosten te duur.
Ik zie door het bos de bomen niet meer.
Er is een dood lijk gevonden in Amsterdam.

Slide 8 - Tekstslide

Verkeerde woorden
Soms gebruik je een verkeerd woord, omdat het erg lijkt op een ander woord.

Voorbeelden:
De twee bedrijven zijn gefusilleerd.
De twee bedrijven zijn gefuseerd. 

Mijn broertje traint mee bij de papillen.
Mijn broertje traint mee bij de pupillen.

Slide 9 - Tekstslide

Verkeerde uitdrukkingen
Soms worden uitdrukkingen en spreekwoorden door elkaar gehaald. Zorg ervoor dat je ze op de juiste wijze gebruikt. 

Voorbeelden:
Slapende honden bijten niet.
Slapende honden blaffen niet.

De peer valt niet ver van de boom.
De appel valt niet ver van de boom.

Als je te laat thuiskomt, vind je de kat in de pot.
Als je te laat thuiskomt, vind je de hond in de pot.

Slide 10 - Tekstslide

Vorige les: homoniemen
Homoniemen zijn woorden die er hetzelfde uitzien en hetzelfde klinken, maar een verschillende betekenis hebben.

Bijvoorbeeld:
- muis (van een computer of het dier)
- bank (om op te zitten of geldinstelling)

Slide 11 - Tekstslide

Vorige les: homofonen
Homofonen zijn woorden die hetzelfde klinken, maar je schrijft ze anders en ze betekenen iets anders. 

Bijvoorbeeld:
- leiden en lijden
- bond en bont
- licht en ligt

Slide 12 - Tekstslide

Vorige les: synoniemen
Synoniemen zijn verschillende woorden met (bijna) dezelfde betekenis.

Bijvoorbeeld:
- aardig, sympathiek en vriendelijk
- misschien, mogelijk en wellicht
- huilen, janken en jengelen

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Zelfstandig afmaken: opdrachten van de afgelopen twee weken (laatste les deze week aftekenen)

  Zelfstandig maken: opdracht 17, 18, 19, 20, 21 en 22 op blz. 174 en 175

Slide 14 - Tekstslide