Werken op de administratie deel 2

• Economie & Ondernemen
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3,4

Bij een factuur IF gebruik je altijd de rekening:

1. 100 Kas
2. 140 Crediteuren
3. 100 Kas of 140 Crediteuren

Welke rekeningen heb je nodig bij een factuur voor de glazenwasser

1. 100 Kas 180 Te vorderen BTW 442 schoonmaakkosten
2. 140 Crediteuren 180 Te vorderen BTW 442 schoonmaakkosten
3. 100 Kas 180 Te vorderen BTW 002 Inventaris
4. 140 Crediteuren 180 Te vorderen BTW 002 Inventaris

Wat hoort bij het ondersteunende proces

1. Manager administratie
2. Marketingafdeling
3. Inkoper
4. Schoonmaker

Pakbon

Orderbevestiging

Vrachtbrief

Bestelformulier

Magazijnopdrachtenbon

Factuur

1

2

3

4

6

5

Op welk document(en) staan bedragen

1. Factuur
2. Orderbevestiging
3. Factuur en Orderbevestiging
4. Pakbon en Factuur

Wat staat er niet op een Z-bon

1. Omzet incl. btw
2. Omzet excl. btw
3. Btw bedrag
4. Datum

Een verkoopfactuur wordt geboekt op rekening

1. 100 Kas
2. 110 Bank
3. 130 Debiteuren
4. 140 Crediteuren

Hoe heet het verschil tussen de rekening 840 opbrengst verkopen en 800 inkoopwaarde verkopen?

1. Bedrijfskosten
2. Brutowinst
3. Nettowinst
4. Kostprijs

Bij de verkoop heb je te maken met de verkoopprijs, maar ook met de inkoopprijs. Op welke rekeningen zie je de inkoopprijs

1. 800 Inkoopwaarde verkopen 700 Voorraad goederen
2. 840 Opbrengst verkopen 700 Voorraad goederen
3. 800 Inkoopwaarde verkopen 840 Opbrengst verkopen
4. 840 Opbrengst verkopen 002 Inventaris

Je ontvangt geld per bank van een

1. Debiteur
2. Crediteur

De afkorting DPM staat voor

1. Duurzaam Productie Moment
2. Duurzaam ProductieMiddel
3. Duur ProductieMiddel
4. Duur Product Materiaal

Wat is GEEN kostenpost bij een DPM?

1. Afschrijvingskosten
2. Rentekosten
3. Onderhoudskosten
4. Opslagkosten

Bedrijfskosten hebben invloed op de

1. Omzet
2. Inkoopwaarde
3. Brutowinst
4. Nettowinst

De BTW die je van de belastingdienst terugkrijgt.

De BTW die je aan de belastingdienst moet geven

Te betalen BTW

Te vorderen BTW

Een persoon of bedrijf van wie je nog geld krijgt

Een persoon of bedrijf aan wie je nog geld moet betalen

Debiteuren

Crediteuren

Wat is een voorbeeld van een hulprekening van het Eigen Vermogen

1. 002 Inventaris
2. 130 Debiteuren
3. 700 Voorraad Goederen
4. 840 Opbrengst Verkopen

Wanneer je € 250,- afschrijft op de inventaris dan

1. - € 250,- Inventaris - € 250,- Eigen Vermogen
2. - € 250,- Inventaris + € 250,- Eigen Vermogen
3. + € 250,- Inventaris - € 250,- Eigen Vermogen
4. + € 250,- Inventaris + € 250,- Eigen Vermogen