SPA 1F 2021-12-01 WOE

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

¡Bienvenidos a la clase de español

Hoy es 18 de septiembre del 2024 (dos mil veinticuatro)

Hola

Buenos días

Buenas tardes

¿Qué tal? 

bien / mal / regular

Yo soy...

Me llamo...

¡Adiós!

¡Hasta luego!

Hallo

Goedemorgen

Goedemiddag

Hoe gaat het?

goed/slecht/redelijk

Ik ben ...

Ik heet...

Dag!

Tot ziens!

TEMA ?

programa:

• video familia
• ejercicios la familia
• fin de la clase

• bekijk de video op volgende slide
• noteer zoveel mogelijk  nieuwe woorden

0

La familia: 

Apunta las palabras, escucha el vídeo y traduce.

1. vader 
2. moeder 
3. ouders 
4. broer 
5. zus 
6. oom
7. tante 

8. oma 

9. opa 

10. neef 

11. nicht 

12. ............ (zelf kiezen)

13. ............. (zelf kiezen)

la madre

el hijo

el abuelo

la hermana

el nieto

la sobrina

het nichtje

de moeder

de kleinzoon

de zus

de opa

de zoon

El padre de mi padre es mi...

1. hermano
2. abuelo

La hermana de mi madre es mi...

1. abuela
2. tía

El hijo de mis padres es mi..

1. hermano
2. hermana

La familia

Het bezittelijk voornaamwoord enkelvoud

mi coche               - mijn auto

tu coche                - jouw auto

su coche               - zijn/haar/uw auto

nuestro coche    - onze auto                        nuestra casa - ons huis

vuestro coche    - jullie auto                         vuestra casa  - jullie huis

su coche               - hun/uw auto

Het bezittelijk voornaamwoord meervoud

mis coches                           - mijn auto's

tus coches                            - jouw auto's

sus coches                            - zijn/haar/uw auto's

nuestros coches                 - onze auto's                  nuestras casas - onze huizen

vuestros coches                - jullie auto's                     vuestras casas - jullie huizen

sus coches                           - zijn/haar/uw auto's

Libro del alumno

página cuarenta y ocho

¿Cómo es tu familia?

Dibuja un árbol familia

Escribe relación familiar y edad

Evaluatie

Aan het einde van de les kun je praten over familie in het Spaans en ben je bekend met de belangrijkste woorden en zinnen.

Aan het einde van de les kan je werkwoorden die eindigen op

 -ar vervoegen.

Wat ik nog moeilijk vind is...

Wat ik vandaag heb geleerd is...

Wat ik al goed kan is...

Wat ik met de lesstof kan doen is...

Mijn leerdoel van deze les was...

OBJETIVOS DOELEN

Na deze les...

1. ...ken ik vraagwoorden in het Spaans

2. ...kan ik vragen stellen in het Spaans

Interrogativos Vraagwoorden

kennen voor de toets: wat? wie? hoe? waar? waar vandaan?

Interrogativos Vraagwoorden

Vergeet de vraagtekens en het accent niet. Elk vraagwoord in het Spaans heeft ergens een accent!

¿cómo?

¿qué?

¿quién? 

¿________ te llamas?

1. Cómo
2. Qué
3. Quién
4. Dónde

¿_____ eres tú?

1. Cómo
2. Cuántos
3. Quién
4. Quiénes

¿________ son ellas?

1. Cómo
2. Cuándo
3. Quién
4. Quiénes

¿_____ vivís?

1. Cómo
2. Qué
3. Dónde
4. De dónde

¿________ tal?

1. Cómo
2. Qué
3. Quién
4. Por qué

¿(Waar)______ vives?

Tarea

Je krijgt 5 minuten om met je buurvrouw/man een gesprek te voeren in het Spaans.

Daarin moeten de volgende woorden voorkomen:

Een begroeting,

Naam, woonplaats , iets over je familie,  en een afscheid.

Na 5 minuten geef ik drie duo's een beurt om voor de klas het gesprekje te voeren.

Deberes Huiswerk

- leren: vraagwoorden die vandaag hebt geleerd

-herhalen ww ser/tener/llamarse

-leren p 8/9/10 van je reader

Tip: Bedenk vraagzinnen, zodat je de vraagwoorden beter onthoudt. Schrijf je zinnen op.