la familia

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

¡Bienvenidos a la clase de español
Hoy es 3 de octubre  del 2023 (dos mil veintitres) 

Slide 2 - Tekstslide

Necesitas el portátil (laptop),
el reader), el libro compañeros(het boek)

Slide 3 - Tekstslide

1574
HET LEIDENS ONTZET
2 y 3 de  octubre

Slide 4 - Tekstslide

Hola
Buenos días
Buenas tardes
¿Qué tal? 
bien / mal / regular
Yo soy...
Me llamo...
¡Adiós!
¡Hasta luego!
Hallo
Goedemorgen
Goedemiddag
Hoe gaat het?
goed/slecht/redelijk
Ik ben ...
Ik heet...
Dag!
Tot ziens!

Slide 5 - Tekstslide

Nosotros
Yo 
Ellos/ellas 
tú 
él/ella
Jullie
Wij  
jij 
ik
Hij/zij  
Zij (mv) 
Vosotros 

Slide 6 - Sleepvraag


yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
persoonlijke voornaamwoorden

ik

jij

hij/zij/u


wij

jullie

zij/u (meervoud)

Slide 7 - Tekstslide

De regelmatige werkwoorden op -ar
  • Het vervoegen van werkwoorden, wat is dat?
  • In het Spaans zijn er 3 soorten werkwoorden. 


De Spaanse werkwoorden eindigen op:
-ar
-er
-ir
hablar
trabajar
caminar
estudiar
bailar
cantar
  • Bovenstaande werkwoorden zijn de hele werkwoorden.
  • Als je -ar van de werkwoorden afhaalt heb je de stam.           (camin, bail, trabaj, estudi, habl, cant)

Slide 8 - Tekstslide

Stap 1: 
de persoonlijke voornaamwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Stap 2: 
leer de vervoegingen van -ar

yo
as
él / ella/ usted
a
nosotros / nosotras
amos
vosotros / vosotras
áis
ellos / ellas / ustedes
an
Deze uitgangen plak je achter de stam!
neem dit schema allemaal 
over in je schrift!

Slide 10 - Tekstslide

Stappenplan
hablar = praten
Nu wil je zeggen jij praat. (voorbeeld)

1. Haal -ar van het hele werkwoord af: habl (dit is de stam)
2. Wat is de jij-vorm?
3. Welke vervoeging staat er bij tú? as
4. plak de vervoeging achter de stam = habl + as = hablas 

                                       JIJ PRAAT = TÚ HABLAS 

Slide 11 - Tekstslide

Un ejemplo / een voorbeeld
Omdat iedere persoon een uniek werkwoord heeft, laten Spanjaarden het persoonlijke voornaamwoord vaak weg. 

Slide 12 - Tekstslide

¿entendido?
1. Yo (hablar)
2. Ellas (bailar)
3. Tú (cantar)

Slide 13 - Tekstslide

TEMA ?

Slide 14 - Tekstslide

programa:

  • video familia
  • ejercicios la familia
  • fin de la clase

Slide 15 - Tekstslide

  • bekijk de video op volgende slide
  • noteer zoveel mogelijk  nieuwe woorden

Slide 16 - Tekstslide

0

Slide 17 - Video

La familia: 
Apunta las palabras, escucha el vídeo y traduce.
  1. vader 
  2. moeder 
  3. ouders 
  4. broer 
  5. zus 
  6. oom
  7. tante 


8. oma 
9. opa 
10. neef 
11. nicht 
12. ............ (zelf kiezen)
13. ............. (zelf kiezen)

Slide 18 - Tekstslide

la madre
el hijo
el abuelo
la hermana
el nieto
la sobrina
het nichtje
de moeder
de kleinzoon
de zus
de opa
de zoon

Slide 19 - Sleepvraag

El padre de mi padre es mi...
A
hermano
B
abuelo

Slide 20 - Quizvraag

La hermana de mi madre es mi...
A
abuela
B
tía

Slide 21 - Quizvraag

El hijo de mis padres es mi..
A
hermano
B
hermana

Slide 22 - Quizvraag

La hija de mi tía es mi...
A
madre
B
prima

Slide 23 - Quizvraag

La familia

Slide 24 - Woordweb

Het bezittelijk voornaamwoord enkelvoud
mi coche               - mijn auto
tu coche                - jouw auto
su coche               - zijn/haar/uw auto
nuestro coche    - onze auto                        nuestra casa - ons huis
vuestro coche    - jullie auto                         vuestra casa  - jullie huis
su coche               - hun/uw auto

Slide 25 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord meervoud
mis coches                           - mijn auto's
tus coches                            - jouw auto's
sus coches                            - zijn/haar/uw auto's
nuestros coches                 - onze auto's                  nuestras casas - onze huizen
vuestros coches                - jullie auto's                     vuestras casas - jullie huizen
sus coches                           - zijn/haar/uw auto's

Slide 26 - Tekstslide

Libro del alumno
página cuarenta y ocho

Slide 27 - Tekstslide

¿Cómo es tu familia?
Dibuja un árbol familia

Escribe relación familiar y edad

Slide 28 - Tekstslide

Evaluatie
Aan het einde van de les kun je praten over familie in het Spaans en ben je bekend met de belangrijkste woorden en zinnen.
Aan het einde van de les kan je werkwoorden die eindigen op
 -ar vervoegen.

Slide 29 - Tekstslide

Wat ik nog moeilijk vind is...
Wat ik vandaag heb geleerd is...
Wat ik al goed kan is...
Wat ik met de lesstof kan doen is...
Mijn leerdoel van deze les was...




Slide 30 - Woordweb