Compañeros 1 - unidad 4 Last lesson

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Que has hecho durante las vacaciones?Wat deed je tijdens je vakantie?

Slide 3 - Tekstslide

Go to Blooket.com

Slide 4 - Tekstslide

Usa tu voz! / Gebruik je stem!
https://forms.gle/tVzFb13Ar836J48m6

Slide 5 - Tekstslide

UNIDAD 4
ME GUSTA BAILAR
UNIDAD 4

Slide 6 - Tekstslide

¿Qué comida te gusta más?
el atún
las patatas
la manzana
la pera
el helado
la ensalada
la tarta
el filete
las galletas
la sopa

Slide 7 - Poll

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

               Het werkwoord gustar bestaat dus uit 2 delen. 





El verbo gustar
1
2
ME (ik)
TE (jij)
GUSTA
GUSTAN
+
Geeft aan wie iets leuk vindt.
Geeft aan wat je leuk vindt.
enkelvoud, werkwoorden
meervoud

Slide 10 - Tekstslide

Wat betekent GUSTAR?
timer
0:25
A
lezen
B
lekker vinden
C
houden van
D
eten

Slide 11 - Quizvraag

gusta
gustan
bailar
los perros
inglés y portugués
fruta
la leche
jugar a videojuegos

Slide 12 - Sleepvraag

A María __________________ (gustar) las tapas.
A
les gustan
B
le gusta
C
le gustan
D
la gustan

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van GUSTAR in:
¿A ti ____________ comer?


timer
0:15
A
te gusta
B
te gustan

Slide 14 - Quizvraag

Maak de juiste keuze:

* (A mí) ...………... el color rojo.


timer
0:15
A
me gustan
B
mi gusta
C
me gusto
D
me gusta

Slide 15 - Quizvraag

Maak de juiste keuze:

(A Juan).........................gusta cantar.


timer
0:15
A
me
B
le
C
les
D
nos

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'gustar':

(a ti).............el deporte.
timer
0:15
A
te gustas
B
te gusta
C
te gustan
D
te gusto

Slide 17 - Quizvraag

Wij houden van fruit.
A
Nos gusta la fruta
B
Nos gustan la fruta

Slide 18 - Quizvraag

el desayuno
desayunar
la comida
cenar
la cena
comer
ontbijten
het ontbijt
lunchen
de lunch
dineren/ avondeten
het diner / avondeten

Slide 19 - Sleepvraag

¿Vosotros _________( querer) ir al cine este viernes?
A
queréis
B
quereis
C
quieren
D
queremos

Slide 20 - Quizvraag

El verbo querer:

Yo _________ comer chocolate.
A
quero
B
quiero
C
querer

Slide 21 - Quizvraag

Mi hermana (querer) ______ viajar a Latinoamérica.
A
quiere
B
quieres
C
quere
D
quiero

Slide 22 - Quizvraag

vervoeg
querer (nosotros)
A
queréis
B
quieremos
C
quieréis
D
queremos

Slide 23 - Quizvraag

¿Qué tipo de comida es?
A
el desayuno
B
el almuerzo
C
la cena
D
el plato

Slide 24 - Quizvraag

Los deberes
Huiswerk voor vrijdag 11 februari:
Tekstboek blz. 50 HELEMAAL maken.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video