In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Medea 238-243
Slide 1 - Tekstslide
.
In het voorafgaande heeft Medea tegen de Korinthische vrouwen verteld hoe zij het huwelijk ziet: voor vrouwen is er weinig te kiezen, en ze moeten er nog geld voor betalen ook om vervolgens de zeggenschap over hun lijf en leven over te geven aan een onbekende. Scheiden kan niet
Slide 2 - Tekstslide
Even je boeken pakken... r. 237-240
Slide 3 - Tekstslide
Welk woord leidt een bijzin in? Zet haakjes om die bijzin en laat 'm even voor wat het is.
A
ἐς
B
μὴ
C
ὅπως
Slide 4 - Quizvraag
Eerst de hoofdzin: na δει volgt bijna altijd een A.c.I. Vul als subjectsaccusativus αὐτην aan. Maak in je streeptekst de infinitivus blauw en vertaal de AcI. (je mag daar het ND μαντιν bij betrekken)
Slide 5 - Open vraag
Met de (aangevulde) subjectsaccusativus congrueren twee participia. Maak ze allebei oranje.
Slide 6 - Tekstslide
Ἐς καινὰ δ᾽ ἤθη καὶ νόμους ἀφιγμένην . Het participium vertaal je als volgt:
A
nadat ze is aangekomen
B
nadat ze aankwam
C
terwijl ze aankomt
D
nadat ze was aangekomen
Slide 7 - Quizvraag
Ἐς καινὰ δ᾽ ἤθη καὶ νόμους ἀφιγμένην Vertaal deze participiumconstructie
Slide 8 - Open vraag
μὴ μαθοῦσαν οἴκοθεν,
Bepaal weer eerst de tijd om de tijdsverhouding te bepalen.
Slide 9 - Tekstslide
Welk voegwoord past het beste om het participium te vertalen?
A
hoewel
B
omdat
C
als
D
terwijl
Slide 10 - Quizvraag
μή + ptc.: meestal conditioneel (‘als’)
Slide 11 - Tekstslide
We gaan naar de bijzin. Hier staan al haakjes omheen. Markeer de pv groen. Er zijn twee verschillende handschriften, in sommige is het eerste woord van de bijzin ὅπως, in andere οἷῳ. Kies een van beide, straks kijken we welke het beste past.
Slide 12 - Tekstslide
Welke tijd is de pv?
A
praesens
B
aoristus
C
imperfectum
D
futurum
Slide 13 - Quizvraag
De pv heeft als object een dativus bij zich. Vertaal deze bijzin.
Slide 14 - Open vraag
Welk voegwoord pas hier het beste?
Hoe (οἵῳ )
opdat (ὅπως)
Slide 15 - Poll
Nadat zij terechtgekomen is in nieuwe zeden en gewoonten
moet zij (wel) een zieneres zijn, als/omdat ze <die> niet van huis uit heeft geleerd, <om te weten> hoe zij het beste met haar echtgenoot om zal gaan.
(met wat voor een man in het bijzonder zij te maken zal hebben als echtgenoot.)
Slide 16 - Tekstslide
Volgende zin, zelfde methode: eerst de hoofd- en bijzinnen onderscheiden.
κἂν μὲν τάδ᾽ ἡμῖν ἐκπονουμέναισιν εὖ
πόσις ξυνοικῇ μὴ βίᾳ φέρων ζυγόν,
ζηλωτὸς αἰών· εἰ δὲ μή, θανεῖν χρεών.
Slide 17 - Tekstslide
Speur dus de twee voegwoorden op en zet haakjes van het voegwoord tot de eerstvolgende komma. Die stukken negeren we nog even, we houden een kleine hoofdzin over waarop we ons concentreren
Slide 18 - Tekstslide
De pv in de hoofdzin moet je aanvullen (zie aantek.) Vertaal de hoofdzin.
Slide 19 - Open vraag
Dan nu de eerste bijzin. Markeer de pv groen, bepaal tijd en modus. In de krasis κἂν zit het woord ἄν. Je zult iets met die modus aanmoeten.
A
generalis/iterativus
B
futuralis
C
potentialis
D
adhortativus
Slide 20 - Quizvraag
object bij ξυνοικῇ
bijwoord bij ξυνοικῇ
object bij ἐκπονουμέναισιν
onderwerp
τάδ᾽
ἡμῖν
ἐκπονουμέναισιν
εὖ
πόσις
Slide 21 - Sleepvraag
ἐκπονουμέναισιν is het woord dat overblijft. Wat is het?
A
participium praesens
B
participium perfectum
C
aor. 3e pl .
D
aor. 3e sg.
Slide 22 - Quizvraag
En indien de echtgenoot met ons samenwoont, terwijl wij dit met grote inspanning goed voor elkaar krijgen
Maak in je streeptekst het participium oranje
En indien de echtgenoot met ons samenwoont, terwijl wij dit met grote inspanning goed voor elkaar krijgen,
τάδ᾽: de omgang met de echtgenoot
Slide 23 - Tekstslide
Dan het participium dat bij ‘de echtgenoot’ hoort. Bepaal de tijd en dus de tijdsverhouding. Ook dit participium heeft een lijdend voorwerp (in de accusativus) en een bijwoord. Vertaal het participium + lv + bwb
Slide 24 - Tekstslide
μὴ βίᾳ φέρων ζυγόν
Slide 25 - Open vraag
ζυγόν: ‘juk’ – vaak als metafoor voor het huwelijk, man en vrouw worden in het huwelijk als een span ossen onder één juk gebracht. De metafoor wordt ook alleen op de vrouw toegepast: een ongehuwd meisje wordt vaak vergeleken met een ‘wild’ dier, dat door de bruidegom tam gemaakt wordt en onder het juk gebracht.
Slide 26 - Tekstslide
Vertaal de tweede zin bestaat uit bijzin en hoofdzin: εἰ δὲ μή, θανεῖν χρεών
Slide 27 - Open vraag
En indien de echtgenoot niet tegenzin met ons samenwoont, terwijl wij dit met grote inspanning goed voor elkaar krijgen, zonder dat hij het (huwelijks)juk met tegenzin draagt, dan is het leven benijdenswaardig; maar indien niet/zo niet, dan moet je/men sterven.