2.3 lezen 1 basis

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Welkom - 2.3 Lezen 

Op je tafel ligt:

laptop

schrift Nederlands werkboek

agenda

www.boekvoornederlands.nl

Planning 

• Lesdoelen 
• Instapopdracht 
  
• Uitleg/aantekeningen
  
• Maken en bespreken
  
• Lesdoelen check 
  
• Spel leesvaardigheid (tijd over)

Lesdoelen

Aan het einde van de les...

• kun je de tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen;

• weet je hoe je verkennend leest.

Maken 2.3 

Maken: instapopdracht 1

Klaar? Lees de lesstof.

• Herhaal de vraag in de antwoordzin. Zo weet je zeker dat je antwoord geeft op de vraag en niet op iets anders.

• Begin de zin met een hoofdletter en eindig de zin met een punt.

• Controleer de spelling.

• Lees je antwoord over.
  Check of je echt antwoord geeft op de vraag. 

Wat doe je dan?

Stille borddiscussie 

1. Wanneer ben jij jarig?                                        2. Welke serie is jouw favoriet?

3. Hoe vaak ga jij naar de bioscoop?            4. Wat is je lievelingsrestaurant? 

5. Met welk familielid heb jij de fijnste band?       6. Heb jij nog grootouders?

7. Hoeveel tijd kost het jou om naar school te fietsen?  

8. Wat is het mooiste feest van het jaar?       9. Welke kleding draag je graag?

10. Verlang je nog weleens terug naar de basisschool?                                                      11.. Welk schoolvak wil je het liefst laten vallen? 

12. Wanneer is het Kerstmis?                    13. Wat is de uitkomst van 12 + 28? 

Maken 2.3 

Maken: instapopdracht 1

Klaar? Lees de lesstof.

Aantekeningen 2.3

Inleiding	- eerste alinea van een tekst - staat vaak apart van de tekst - maakt bijna altijd duidelijk wat het onderwerp is
Kern	- het middenstuk van de tekst - bestaat altijd uit één of meer alinea's - geeft informatie over het onderwerp van de tekst
Slot	- laatste alinea van de tekst - herhaalt het belangrijkste uit de tekst - geeft tips

DIA 1

Aantekeningen 2.3

Dia 2

Maken 2.3

Aantekeningen overschrijven.

Maken: opdracht 2 t/m 4

Klaar? NUMO-taken

SO 2.3 maandag 27 november

Lesdoelen check

Schrijf op in je

aantekeningen-

schrift.

Welke alinea's vormen samen  de kern?

Wat is het slot?

Wat is de inleiding?

Hoeveel alinea's heeft de tekst?

Welke alinea's vormen samen de kern?

Wat is de inleiding?

Hoeveel alinea's heeft de tekst?

Wat is het slot?

Spel leesvaardigheid

- 1 leerling gaat naar de gang

- de klas verzint iets wat in elk antwoord terug moet komen (kledingstuk, land, voorwerp)

- de leerling komt terug van de gang

- de leerling stelt 10 vragen aan de klas (hoe laat ben je wakker geworden? Wat heb je in het weekend gedaan? Wat is je lievelingsdier?)

- de leerling die de vragen stelt moet raden wat er in het antwoord verstopt zit.

Welkom - 2.3 Lezen (deel 2)

Op je tafel:

laptop/

schrift/ Nederlands werkboek

Planning 

• Raadsel...
• Lesdoelen 


• Uitleg/aantekeningen
  
• Maken en bespreken
  
• Lesdoelen check 
  

Even een raadseltje...

Welke bus kan niet rijden?

Antwoord

Een brievenbus

Raadsel...

Wat zit er één keer in een minuut, twee keer in een moment maar nooit in een duizend jaren?

Antwoord

De letter M

Lesdoelen

Aan het einde van de les...

• kun je de tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen;

• weet je hoe je verkennend leest.

Hoe zat het ook al weer met de inleiding, kern en slot?

    Aant. 2.3 verkennend lezen

Voordat je een tekst écht gaat lezen, bekijk je de tekst. Zo kom je veel over de tekst te weten. Daardoor lees je de tekst makkelijker. Deze manier van lezen noem je verkennend lezen.

Verkennend lezen doe je zo:

• Lees de titel en de tussenkopjes.

• Lees de inleiding en het slot.

• Lees de woorden die vet- of schuingedrukt zijn.

• Bekijk de plaatjes en lees de tekst bij de plaatjes.

• Lees de informatie onder de tekst (de bron).

Stel jezelf daarbij vragen als:

• Wat is het onderwerp van de tekst?

• Wat weet ik al over het onderwerp?

• Wat voor tekst is het? Bijvoorbeeld een recept, een krantenbericht?

• Wie is de schrijver?

DIA 3

Aant. 2.3 Verkennend lezen

Stel jezelf de vragen:

• Wat is het onderwerp van de tekst?

• Wat weet ik al over het onderwerp?

• Wat voor tekst is het? Bijvoorbeeld een recept, een krantenbericht?

• Wie is de schrijver?

Dia 4

Maken 2.3

Maken: opdracht 6, 7 en 8

En schrijf de aantekeningen over.

Klaar? Maak opdracht 9 en 10

Lesdoelen check

Aan het einde van de les...

• kun je de tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen;

• weet je hoe je verkennend leest.

Behaald?

Wat moet je lezen als je verkennend leest?

Bedenk.. hoeveel alinea's, wat is de inleiding en wat is het slot?

      Ken je vrienden

Huiswerk?

Opdracht 2, 3, 4, 6, 7 en 8 moeten af zijn.

Welkom - 2.3 Lezen (deel 3)

Op je tafel:

laptop/

schrift/ Nederlands werkboek

Planning 

• Lesdoelen 


• Herhaling
  
• Maken en bespreken
  
• Lesdoelen check 
  

Lesdoelen

Aan het einde van de les...

• kun je de tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen;

• weet je hoe je verkennend leest.

Aantekeningen 2.3

Inleiding	- eerste alinea van een tekst - staat vaak apart van de tekst - maakt bijna altijd duidelijk wat het onderwerp is
Kern	- het middenstuk van de tekst - bestaat altijd uit één of meer alinea's - geeft informatie over het onderwerp van de tekst
Slot	- laatste alinea van de tekst - herhaalt het belangrijkste uit de tekst - geeft tips

DIA 1

Aantekeningen 2.3

Dia 2

    Aant. 2.3 verkennend lezen

Voordat je een tekst écht gaat lezen, bekijk je de tekst. Zo kom je veel over de tekst te weten. Daardoor lees je de tekst makkelijker. Deze manier van lezen noem je verkennend lezen.

Verkennend lezen doe je zo:

• Lees de titel en de tussenkopjes.

• Lees de inleiding en het slot.

• Lees de woorden die vet- of schuingedrukt zijn.

• Bekijk de plaatjes en lees de tekst bij de plaatjes.

• Lees de informatie onder de tekst (de bron).

Stel jezelf daarbij vragen als:

• Wat is het onderwerp van de tekst?

• Wat weet ik al over het onderwerp?

• Wat voor tekst is het? Bijvoorbeeld een recept, een krantenbericht?

• Wie is de schrijver?

DIA 3

Aant. 2.3 Verkennend lezen

Stel jezelf de vragen:

• Wat is het onderwerp van de tekst?

• Wat weet ik al over het onderwerp?

• Wat voor tekst is het? Bijvoorbeeld een recept, een krantenbericht?

• Wie is de schrijver?

Dia 4

Maken 2.3

Maken: opdracht 9 t/m 12

Klaar? Maken: Test jezelf! of NUMO

Lesdoelen check

Jullie krijgen een tekst met vragen.