Waarderende argumenten zijn uitspraken met een waarde-oordeel: je vindt iets. Deze argumenten moet je ook onderbouwen: je vertelt waarom jij dat een goed argument vindt.
Bijvoorbeeld: Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want ik kan niet goed tegen die spanning (waarderend argument).
Feitelijke argumenten zijn uitspraken waarvan de schrijver/spreker weet of denkt dat ze waar zijn. Ze zijn controleerbaar.
Bijvoorbeeld: Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want als ik slaag moet ik naar een andere school (feitelijk argument).