TV H456 1BK

TV H456 1BK
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

TV H456 1BK

Slide 1 - Tekstslide

In de verleden tijd van een sterk werkwoord …


A
haal je -en van het hele ww af
B
verandert de klank
C
verandert er niets
D
zet je achter de ik-vorm -de(n) of te(n)

Slide 2 - Quizvraag

Noteer de persoonsvorm in VT.
De sporter (bereiken) zijn doel vorig jaar.

Slide 3 - Open vraag

Hoe schrijf je de persoonsvorm (VT)?

Wat .......... jij van de musical. (vinden)
A
vind
B
vindde
C
vindt
D
vond

Slide 4 - Quizvraag

Hoe schrijf je de persoonsvorm (VT)?

De hockeyers ........... op het veld op te gaan na een racistische opmerking van de tegenpartij. (weigeren)
A
weigeren
B
weigerde
C
weigerden
D
wogeren

Slide 5 - Quizvraag

Hoe schrijf je de persoonsvorm vt?

De politie (leiden) ............ de relschoppers naar het parkeerterrein om ze te arresteren.
A
leidde
B
leidden
C
leed
D
leden

Slide 6 - Quizvraag

Noteer de persoonsvorm in VT.
Ik (haten) lezen toen ik tien jaar was.

Slide 7 - Open vraag

Vul de persoonsvorm (VT) in: 'ik (vertellen) dat verhaal'

Slide 8 - Open vraag

Vul de persoonsvorm (VT) in: 'De wedstijd (starten) te vroeg'

Slide 9 - Open vraag

Vul de persoonsvorm (VT) in: 'Ze (verbranden) haar hand aan de pan'

Slide 10 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm vt.

Ik (aanvaarden) jouw excuses.

Slide 11 - Open vraag

Vul de persoonsvorm VT in.

Slide 12 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm vt.

(verbeelden) ik mij dat gisteren nou?

Slide 13 - Open vraag

Vul de persoonsvorm VT in.

Slide 14 - Open vraag

Vul de persoonsvorm VT in.

Slide 15 - Open vraag

Vul de persoonsvorm VT in.

Slide 16 - Open vraag

Vul de persoonsvorm VT in.

Slide 17 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm vt juist op
Ik (geven) hem een cadeau.

Slide 18 - Open vraag

PV VT:
Waarom (gaan) jij niet mee naar de bioscoop?
A
gaan
B
ga
C
ging
D
gingde

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van rijden?
Ik ...
A
rijdde
B
rijdt
C
rede
D
reed

Slide 20 - Quizvraag

Vorig jaar (zwemmen) ik nog in dat meer.
A
zwom
B
zwemde
C
zwommen
D
zwem

Slide 21 - Quizvraag

Noteer het meervoud
opa

Slide 22 - Open vraag

Noteer het meervoud
kasteel

Slide 23 - Open vraag

Noteer het meervoud
Restaurant

Slide 24 - Open vraag

Ramon (worden) gisteren flink toegesproken
A
werdt
B
wordt
C
word
D
werd

Slide 25 - Quizvraag

Waarom (denken) jullie vroeger zo over mij?
A
denken
B
dachten
C
dachtten
D
dacht

Slide 26 - Quizvraag

Kies het juiste voorzetsel
Ik houd heel erg ... chocolade.
A
van
B
met
C
door
D
op

Slide 27 - Quizvraag

Kies het juiste voorzetsel.
Jos wordt gefeliciteerd ... zijn verjaardag.
A
van
B
met
C
door
D
in

Slide 28 - Quizvraag

Zij wil heel graag reageren ... die opmerking van jou.
A
na
B
over
C
op
D
met

Slide 29 - Quizvraag

In de verleden tijd van een sterk werkwoord …


A
haal je -en van het hele ww af
B
verandert de klank
C
verandert er niets
D
zet je achter de ik-vorm -de(n) of te(n)

Slide 30 - Quizvraag

De huurmoordenaars (vermoorden) gisteren een muisje.

Slide 31 - Open vraag

Je moet altijd goed luisteren ... je ouders.
A
na
B
naar
C

Slide 32 - Quizvraag

... schooltijd ga ik langs bij een vriend.
A
Na
B
Naar

Slide 33 - Quizvraag

Wanneer gebruik je 's in het meervoud.
A
als het een Engels woord is.
B
als het woord eindigt op -e of -ie
C
als het woord eindigt op een -s
D
als je het woord anders verkeerd uitspreekt

Slide 34 - Quizvraag

Wat is het meervoud van bureau?
A
bureau's
B
bureaus
C
bureauen

Slide 35 - Quizvraag