Basisstof 5.5 Neuronale regulatie

Basisstof 5.5 Neuronale regulatie
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Basisstof 5.5 Neuronale regulatie

Slide 1 - Tekstslide

Lesinhoud
1e uur: Herhaling met vragen en theorie
Nabespreken enkele opdrachten
Huiswerk maken​

2e uur: Bespreken 5.5 ​
Huiswerk maken​

HW deze week: 5.5 + 5.6  + samenhang (pijn is fijn) + Examenopgaven H5
Volgende week VT: H5

Slide 2 - Tekstslide


Hoe worden hormonen vervoerd?

Slide 3 - Open vraag

Als de ADH concentratie hoog is, dan...
A
Wordt er veel, geconcentreerde urine geproduceerd
B
Wordt er weinig, geconcentreerde urine geproduceerd
C
Wordt er veel, ongeconcentreerde urine geproduceerd
D
Wordt er weinig, ongeconcentreerde urine geproduceerd

Slide 4 - Quizvraag

Na twee uur fietsen daalt de bloedsuikerspiegel van de wielrenner. Bevat zijn bloed dan veel insuline of glucagon? Leg je antwoord uit.
timer
1:30

Slide 5 - Open vraag

Autonome zenuwstelsel:  onbewust (hartslag)

Somatische zenuwstelsel:
in beweging zetten van skeletspieren (bal vangen)

Slide 6 - Tekstslide

Het zenuwstelsel bij vertebraten is in 2 secties verdeeld: Het centrale en het perifere zenuwstelsel. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit:
A
De hersenen
B
De hersenen en het ruggenmerg
C
De hersenen, het ruggenmerg en de spinale zenuwen
D
De hersenen, het ruggenmerg, de sensorische en de motorische neuronen

Slide 7 - Quizvraag

Waar ligt het cellichaam van de motorische neuron?
A
in het centrale zenuwstelsel
B
buiten het centrale zenuwstelsel

Slide 8 - Quizvraag

Welke neuronen bevinden zich in deel 9?
A
alleen schakelneuronen
B
alleen sensorische neuronen
C
Alleen motorische neuronen
D
zowel schakel als motorische neuronen

Slide 9 - Quizvraag

Een sensorisch neuron loopt van perifere zenuwstelsel naar het centrale zenuwstelsel
A
waar
B
niet waar
C
Beide
D
nee andersom

Slide 10 - Quizvraag

Binas 88B - Het animale zenuwstelsel is een onderdeel van de ... indeling van het zenuwstelsel.
A
anatomische
B
functionele
C
perifere
D
centrale

Slide 11 - Quizvraag

Reflexen en het autonome zenuwstelsel

Autonome zenuwstelsel regelt niet bewuste reacties zoals hartslag, temperatuur, stofwisseling. 

Slide 12 - Tekstslide

autonome zenuwstelsel
Autonome zenuwstelsel te verdelen in:
  • orthosympathisch: fight&flight (in actie)
  • parasympatisch: rest&digest (rust)

Dubbele innervatie bij organen 
binas tabel 88L

binas tabel 88L

Slide 13 - Tekstslide

Is het effect van adrenaline gelijk aan die van het para- of orthosympatisch zenuwstelsel?
A
parasympatisch
B
orthosympatisch

Slide 14 - Quizvraag

Binas 88B - Het orthosympatische zenuwstelsel is een onderdeel van het ... zenuwstelsel.

A
autonome
B
animale
C
perifere
D
brain crash

Slide 15 - Quizvraag

Via het orthosympatische zenuwstelsel wordt:
A
Glycogeen omgezet naar glucose door insuline
B
Glucose omgezet naar glycogeen door insuline
C
Glycogeen omgezet naar glucose door glucagon
D
Glucose vrijgemaakt uit glycogeen door insuline

Slide 16 - Quizvraag

Je schrikt. Welk deel van je autonome zenuwstelsel is actief? En wat gebeurt er met je pupilgrootte? Binas 88L
A
orthosympatisch-groter
B
orthosympatisch-kleiner
C
parasympatisch-groter
D
parasympatisch-kleiner

Slide 17 - Quizvraag

Het autonome zenuwstelsel

Slide 18 - Tekstslide

B5.4 Impulsoverdracht tussen neuronen
VWO 5 h13 Zenuwstelsel

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Impulsoverdracht
De impulsoverdracht van zenuwcel naar zenuw-, spier- of kliercel gebeurt met neurotransmitters.

Deze neurotransmitters worden losgelaten in de synaptische spleet waarna zij zich binden aan receptoren van de doelwitcel en daar de Na+ kanalen open gaan.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Basisstof 5.3 en B5.4

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag: maken
5.5 impulsgeleiding 
5.6 Spieren en bewegen + samenhang (pijn is fijn) 
Examenopgaven H5

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Bespreken huiswerk
Open je huiswerk opdrachten

Slide 27 - Tekstslide

Membraanspanning
De celmembraan van een neuron (axon) bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden. Hierdoor kunnen niet zomaar geladen deeltjes doorheen.


Alleen als er eiwit-kanalen open gaan kunnen er ionen verplaatsen van binnen naar buiten  de cel of omgekeerd. 
Sommige kanaaltjes lekken wel een beetje.

Slide 28 - Tekstslide

Membraanpotentiaal
  •  Buiten de cel is een hoge Na +  concentratie
  • In de cel is een hoge K+ concentratie
  • Door de ionen-verdeling is de binnenkant  negatief geladen ten opzichte van de buitenkant
  • Dit verschil noem je de membraan spanning of  membraanpotentiaal
  • In rust is deze -70 mv.

Slide 29 - Tekstslide

Een zenuwcel in rust
  • Buiten de cel veel natrium
  • In de cel veel kalium 
  • De kanalen staan dicht.
  • Het natrium kanaal lekt een beetje
  • maar de natrium-kalium pomp  stuurt de gelekte ionen weer terug
  • hier is dus altijd ATP voor nodig

Slide 30 - Tekstslide

Axonen geleiden impulsen
Een impuls is een lading verandering over het axon.

Slide 31 - Tekstslide

Impulsgeleiding is afhankelijk van 3 eiwitten
Vindt plaats door ion-kanalen:
  1. Natrium-kanaal (voltage afhankelijk)
  2. Kalium-kanaal (voltage afhankelijk)
  3. Natrium-kalium pomp (Kost ATP)

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Impuls samengevat
  1. Neurotransmitters zorgen post synaptische dat Natriumkanaaltje open gaan --> beetje natrium (Na+) naar binnen.  Membraanpotentiaal stijgt (wordt MINDER negatief) : depolarisatie
  2. Drempelwaarde bereikt: De voltage- gated natrium gaan open: Door diffusie stroomt VEEL Na+ naar binnen! Het actiepotentiaal
  3. De voltage-gated Kaliumkanaaltjes gaan open bij +30 mv. Door diffusie stroomt K+ gaat naar buiten. Het Membraanpotentiaal wordt weer negatief: repolarisatie. 
  4. Het Neuron is dan een tijdje NIET prikkelbaar.  Het Natrium-Kalium pompt Na+ de cel uit en K+ de cel in (kost energie/ATP!)Het proces is dus een actief proces. Deze periode heet de herstel periode

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

De impuls en de verplaatsing over het axon
h

Slide 38 - Tekstslide

Impulsgeleiding & impulsoverdracht

Slide 39 - Tekstslide

Wat is een impuls?
A
een signaal uit de omgeving
B
een elektrisch signaal in de huid
C
een elektrisch signaal dat door zenuwen gaat
D
signaal in de hersenen

Slide 40 - Quizvraag

Welke opmerking over impulsen is juist?
A
Impulsen laten zintuigen reageren
B
Zintuigen nemen Impulsen van buiten je lichaam waar
C
Impulsen kunnen ontstaan in zintuigen
D
Impulsen gaan altijd naar spieren toe

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide



Drempelwaarde

Als een prikkel te zwak is --> geen impuls


Als een prikkel sterk genoeg is --> wel impuls

Slide 46 - Tekstslide

Aan de slag: maken
5.5 impulsgeleiding 
5.6 Spieren en bewegen + samenhang (pijn is fijn) 
Examenopgaven H5

Slide 47 - Tekstslide