5.5 Neurale regulatie

Regels:
  • Je zit volgens de plattegrond.
  • Ik zie geen telefoons, zie ik hem wel dan lever je deze in of je verlaat het lokaal.
  • Spullen op orde en mee. Dit betekent (papieren) boek,  Binas, schrift en pen.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Regels:
  • Je zit volgens de plattegrond.
  • Ik zie geen telefoons, zie ik hem wel dan lever je deze in of je verlaat het lokaal.
  • Spullen op orde en mee. Dit betekent (papieren) boek,  Binas, schrift en pen.

Slide 1 - Tekstslide

Regeling
5.5 Neurale regulatie

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Huiswerk
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Vragen
  • Nabespreken
  • Huiswerk

Slide 3 - Tekstslide

Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?

Slide 4 - Open vraag

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt.
  • Je kunt beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt. 

Slide 5 - Tekstslide

Hormonen worden gemaakt door:
A
endocriene klieren
B
exocriene klieren
C
beide soorten klieren

Slide 6 - Quizvraag

Alvleesklier
Glucose
Glycogeen
Insuline
Glucagon
Bloedsuikerpsiegel gaat omlaag
Bloedsuikerpsiegel gaat omhoog
Lever

Slide 7 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen een prikkel en een impuls? (er zijn 2 antwoorden goed)
A
Een prikkel is informatie uit de omgeving
B
Een impuls is informatie uit de omgeving
C
Een prikkel is een elektrisch stroompje
D
Een impuls is een elektrisch stroompje

Slide 8 - Quizvraag

Binas 88A
Receptor
Effector
CZS
Motorische zenuwcel
Sensorische zenuwcel

Slide 9 - Sleepvraag

Na+ en K+ poorten
In het membraan van zenuwcellen zitten Natrium en Kalium poorten, deze laten Natrium en Kalium door
Natrium van buiten naar binnen de zenuwcel
Kalium van binnen naar buiten de zenuwcel

Slide 10 - Tekstslide

ladingsverschil:
Bij een zenuwcel in rust heeft het cytoplasma een negatieve elektrische lading ten opzichte van de buitenkant van de cel.
Het verschil is +- 70 milivolt.
Dit noemen we het rustpotentiaal.

Slide 11 - Tekstslide

Ionen
In het cytoplasma meer K+ ionen.
Buiten cel meer Na+ ionen.
Binnen de cel meer negatief geladen ionen waardoor negatieve lading binnenkant.
actief transport

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

fasen van de impuls
1: rustfase, natrium- en kalium poorten zijn dicht
2: drempelwaarde halen (een aantal natriumpoorten zijn open, maar de prikkelsterkte is te weinig)
3: depolarisatie, natriumpoorten zijn open. natrium gaat de zenuwcel in (kaliumpoorten zijn dicht)
4: repolarisatie, kaliumpoorten zijn open. kalium stroomt de zenuwcel uit (natriumpoorten zijn dicht)
5: hyperpolarisatie, kaliumpoorten blijven iets te lang open. 
herstel naar rustpotentiaal: natrium/kalium pomp, pompt natrium de cel uit en kalium de cel in!

Slide 15 - Tekstslide

impulsoverdracht van neuron naar neuron
impulsoverdracht van zenuwcel naar zenuwcel/spiercel/kliercel, doormiddel van neurotransmitters
neurotransmitters zijn boodschapperstoffen
neurotransmitters binden aan receptoren (van ionkanalen) in het membraan van de doelwitcel
hierdoor openen ionkanalen
afhankelijk van neurotransmitter type: natrium de cel in (impuls wordt doorgegeven) of kalium de cel uit (impuls wordt niet doorgegeven)

Slide 16 - Tekstslide

Sprongsgewijze geleiding

Slide 17 - Tekstslide

The Wave
Door de myleineschede kan de impuls veel sneller over een lange uitloper omdat de delen met de isolatie (cel van Schwann) kunnen worden overgeslagen. De impuls springt van insnoering naar insnoering.

Dit levert een hele snelle reactiesnelheid op.

Slide 18 - Tekstslide

Neuronen
Synaps: plaats waar neuronen signalen aan elkaar doorgeven



Slide 19 - Tekstslide

Neuronen
Neurotransmitter: chemische stof die berichten tussen zenuwcellen doorgeeft


Slide 20 - Tekstslide

Wat gebeurt er in de synaps? Tabel 88G

Slide 21 - Tekstslide

Neurotransmitter bindt aan receptoren

Slide 22 - Tekstslide

Neurotransmitters
Stimulerende neurotransmitter:
Natrium kanalen gaan open: Na+ stroomt naar binnen 
Drempelwaarde bereikt? Impuls

Remmende neurotransmitter:
Natrium kanalen blokkeren: geen impuls.

Slide 23 - Tekstslide

Nabespreken
  • Je kunt beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt.
  • Je kunt beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt. 

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
Leren en maken 5.5

Slide 25 - Tekstslide