In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
herhalen voor TW II
* doe mee met de LessonUp!
Of heb je een ander idee om je voor te bereiden?
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een organische stof? Geef 4 kenmerken! (blz. 236)
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Leg uit wat het verschil is tussen een autotroof en een heterotroof organisme.
Slide 5 - Open vraag
autotroof
* planten zijn foto-autotroof: zij maken zelf organische stoffen (autotroof) met behulp van zonlicht (foto)
* anorganische stoffen organische stoffen
Slide 6 - Tekstslide
binaire naamgeving
Soorten krijgen een wetenschappelijke naam: de binaire naamgeving.
* geslachtsnaam + soortaanduiding * geslachtsnaam is voorop, met grote letter * soortaanduiding is achterop, met kleine letter.
- Bijvoorbeeld: Ursus arctos (bruine beer)
Slide 7 - Tekstslide
Twee organismen hebben de volgende namen. Panthera tigris Panthera leo
Behoren deze dieren tot hetzelfde geslacht, dezelfde soort of beide?
A
tot hetzelfde geslacht
B
tot dezelfde soort
C
NIET tot hetzelfde geslacht en ook NIET dezelfde soort
D
tot hetzelfde geslacht én dezelfde soort
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen prokaryoten en eukaryoten?
Slide 9 - Open vraag
Waarom behoort een virus niet tot de levende wezens?
A
Een virus bestaat niet uit een of meerdere cellen.
B
In een geïsoleerd virus vindt geen stofwisseling plaats.
C
Virussen kunnen niet zelfstandig voortplanten.
D
Alle antwoorden zijn goed.
Slide 10 - Quizvraag
In welke BINAS tabel vind je informatie over de celcyclus?
Slide 11 - Open vraag
Noem twee redenen waarom mitose belangrijk is voor jouw lichaam.
Slide 12 - Open vraag
Op welke manier gaat de voortplanting van eencelligen?
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Celdeling
C
Stekken
Slide 13 - Quizvraag
Het kopiëren van DNA hoort bij de celdeling.
A
JUIST
B
ONJUIST
Slide 14 - Quizvraag
Op welk punt in de celcyclus vindt DNA-replicatie plaats?
A
Tijdens de celdeling (mitose).
B
Tijdens de G1 (1e groei) fase.
C
Tijdens de S (synthese) fase.
D
DNA-replicatie vindt constant plaats.
Slide 15 - Quizvraag
Wanneer noemen we een cel haploïd?
A
Als de cel geen celkern heeft, zoals een bacterie.
B
Als een cel van elk type chromosoom er twee heeft: één paar.
C
Als de cel zich in een eierstok of testikel bevindt.
D
Als een cel van elk type één chromosoom heeft: de helft van een paar.
Slide 16 - Quizvraag
haploid/diploid
haploïd
diploïd
afk.
n
2n
chromo-somen
in paren
enkel
cel
zaad/ei
lichaam
deling
meiose
mitose
mens
23
46
Slide 17 - Tekstslide
Zijn de cellen die ontstaan zijn diploïd of haploïd?
A
diploïd
B
haploïd
Slide 18 - Quizvraag
Celdeling waarbij geslachtscellen ontstaan, noemen we
A
Mitose
B
Meisose
C
Geslachtelijke voortplanting
D
Ongeslachtelijke voortplanting
Slide 19 - Quizvraag
Is dit stadium van de meiose I of van de meiose II?
A
meiose I
B
meiose II
Slide 20 - Quizvraag
Hoe kan je herkennen of je te maken hebt met mitose, meiose I of meiose II? Je weet hoeveel chromosomen een lichaamscel heeft.
Slide 21 - Open vraag
Bij welk type voortplanting ontstaat altijd een nieuw genotype?
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Ongeslachtelijke voortplanting
Slide 22 - Quizvraag
Wat zien wij hier?
A
DNA replicatie
B
Het vormen van nieuwe cellen.
C
Meiose.
D
Mitose.
Slide 23 - Quizvraag
Welke chromosomen kunnen in een zaadcel voorkomen?
A
X
B
Y
C
geen van beide
D
allebei
Slide 24 - Quizvraag
Op welk moment komt het geslacht van een individu vast te liggen?
A
bij de bevruchting
B
bij de geboorte
C
bij de ovulatie
D
bij de vorming van de geslachtscellen
Slide 25 - Quizvraag
Er is een jongetje geboren. Welk geslachtschromosoom bevatte de zaadcel die bij de bevruchting betrokken was?
A
X
B
Y
C
Dat kan je niet weten.
Slide 26 - Quizvraag
Van wie is het X-chromosoom van een jongen afkomstig?
A
van zijn moeder
B
van zijn vader
Slide 27 - Quizvraag
Bij mensen is het allel voor kleurenblindheid recessief en X-chromosomaal. Een kleurenziende man en zijn vrouw die draagster is, krijgen een kind. Hoe groot is de kans dat het kind kleurenblind is als een dochter wordt geboren?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 28 - Quizvraag
Bij mensen is het allel voor kleurenblindheid recessief en X-chromosomaal. Een kleurenziende man en zijn vrouw die draagster is, krijgen een kind. Hoe groot is de kans dat het kind kleurenblind is als een ZOON wordt geboren?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 29 - Quizvraag
In een bepaalde familie wordt een kleurenblind jongetje geboren. Kun je met zekerheid zeggen dat de vader kleurenblind is? En de moeder?
Slide 30 - Open vraag
Slide 31 - Video
bepalen X-chromosomaal
Slide 32 - Tekstslide
Bij bloedgroepen heb je meerdere allelen die tegelijk tot uiting kunnen komen. Hoe noem je dat?
A
codominant
B
incomplete dominantie
C
intermediair
Slide 33 - Quizvraag
Een man met bloedgroep O en een vrouw met bloedgroep AB krijgen samen een kind. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep AB heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 34 - Quizvraag
Vul de allelen van ouders in.
Slide 35 - Tekstslide
Vul het schema in.
i
i
IA
IB
Slide 36 - Tekstslide
aantal vakjes = 4
i
i
IA
IAi
IAi
IB
IBi
IBi
Slide 37 - Tekstslide
aantal vakjes IAIB = ...
i
i
IA
IAi
IAi
IB
IBi
IBi
Slide 38 - Tekstslide
Hoe herken je bij een opgave/toets dat je te maken hebt met een letale factor?
Slide 39 - Open vraag
De manx is een staartloze kat. De eigenschap staartloos is het gevolg van het dominante gen A. Voor fokkers van dit ras doet zich het volgende probleem voor: homozygoot staartloze jongen zijn niet levensvatbaar. Ze sterven voor de geboorte. Het genotype van een levende staartloze kat is Aa. Hoe groot is de kans op levende staartloze katten bij een kruising tussen 2 staartloze katten?