leesvaardigheid

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Draai en Praat
Noem omstebeurt een tekstdoel en leg uit wat het doel inhoudt.

Slide 2 - Tekstslide

ALS je goed wil scoren, DAN zal je moeten oefenen.
Noem het verband.
A
Oorzaak-gevolg
B
Voorwaarde
C
Middel-doel
D
Conclusie

Slide 3 - Quizvraag

Als je goed wil scoren, Dan zal je moeten oefenen.
Noem de woorden die de voorwaarde aangeven.

Slide 4 - Open vraag

Het zal een leuke dag worden als jij er ook bij bent!

Welk signaalwoord zie je in deze zin?
A
Het
B
jij
C
als
D
bij

Slide 5 - Quizvraag

Wij hebben een goede bibliotheek op school zodat iedereen veel leest.
Van welk verband is er sprake?
A
Oorzaak-gevolg
B
Middel-doel
C
Voorwaarde
D
conclusie

Slide 6 - Quizvraag

Je wil graag meer geld verdienen. Dat is je doel. Welk middel zet je in? Noem je doel en middel en gebruik een signaalwoord.

Slide 7 - Open vraag

Toen ik nog klein was lazen mijn ouders vaak voor, vooral mijn moeder, meestal voor het slapengaan. Ik vond het altijd fijn om te luisteren naar de verhalen van Jip en Janneke en Dikkie Dik. De plaatjes waren vrolijk en de verhalen waren simpel, maar toch heel leuk. Die boeken heb ik nog steeds en ze zijn nog net zo mooi als vroeger. Soms kijk ik erin en krijg er dan een warm gevoel bij. Het voelt vertrouwd.

Wat is de kernzin? Waarom?

Slide 8 - Open vraag

Toen ik nog klein was lazen mijn ouders vaak voor, vooral mijn moeder, meestal voor het slapengaan. Ik vond het altijd fijn om te luisteren naar de verhalen van Jip en Janneke en Dikkie Dik. De plaatjes waren vrolijk en de verhalen waren simpel, maar toch heel leuk. Die boeken heb ik nog steeds en ze zijn nog net zo mooi als vroeger. Soms kijk ik erin en krijg er dan een warm gevoel bij. Het voelt vertrouwd.

Wat is het deelonderwerp van deze alinea?

Slide 9 - Open vraag

Je hebt een tekst van drie bladzijdes. Hoe vind je de hoofdgedachte zonder de hele tekst te lezen? Noem minimaal drie manieren.

Slide 10 - Open vraag

Samenvatting van de tekst in 1 zin.
Een tekst kun je in logische stukken indelen. Een stuk dat bij mekaar hoort, heet een ...
Een beschrijving van 1 woord/ een paar woorden waar de tekst over gaat.
Het onderwerp van een alinea
Overtuigen, amuseren, informeren
globaal, zoekend, precies lezen
Hoofdgedachte
Alinea
onderwerp
deelonderwerp
Tekstdoelen
Leesstrategieën

Slide 11 - Sleepvraag

Zoek een tekstvorm bij een activerende tekst.

Slide 12 - Open vraag

Welke tekstvorm hoort bij het tekstdoel ' overtuigen'.
A
ingezonden brief
B
reclamefolder
C
nieuwsbericht
D
roman

Slide 13 - Quizvraag

Het belangrijkste wat een schrijver zegt over het onderwerp van een tekst noem je:
A
een bijzaak
B
een hoofdzaak
C
de tekstopbouw
D
een hoofdgedachte

Slide 14 - Quizvraag

Noteer uit alinea 2 drie signaalwoorden en de bijbehorende tekstverbanden

Slide 15 - Open vraag

Noteer van deze tekst: tekstsoort, tekstdoel en tekstvorm

Slide 16 - Open vraag

Ik had mijn wekker niet gezet, daarom miste ik de trein.
Wat is het tekstverband in deze zin?
A
redengevend
B
uitleggend
C
vergelijkend
D
opsommend

Slide 17 - Quizvraag

Een tekst waarbij de mening van de schrijver centraal staat noem je
A
een subjectieve tekst
B
een objectieve teskt

Slide 18 - Quizvraag

'daardoor, hierdoor , doordat'
zijn voorbeelden van
A
tegenstellend verband
B
opsommend verband
C
redengevend verband
D
oorzakelijk verband (oorzaak-gevolg)

Slide 19 - Quizvraag

Een informatieve tekst is
A
objectief
B
subjectief

Slide 20 - Quizvraag

'Dit is het beste boek dat ik ooit heb gelezen'
Dit is een
A
mening
B
feit

Slide 21 - Quizvraag

'Deze shoarma is echt niet lekker, want er zitten te veel kruiden op'.
A
Dit argument is objectief
B
Dit argument is subjectief.

Slide 22 - Quizvraag

Subjectieve argumenten gaan over gevoelens, overtuigingen en ervaringen
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Noem 3 verschillende functies van een slotalinea

Slide 24 - Open vraag

Leg uit hoe een alinea is opgebouwd.

Slide 25 - Open vraag

Zo ga ik me voorbereiden op de toets.

Slide 26 - Woordweb