1.1 De atmosfeer: opbouw en temperatuur

Het weer- en klimaatsysteem
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het weer- en klimaatsysteem

Slide 1 - Tekstslide

H1 - Het weer- en klimaatsysteem
  • Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
  • Wat is de samenstelling en opbouw van de atmosfeer?
  • Waardoor zijn er variaties in de stralingsbalans?

Slide 2 - Tekstslide

Verschil weer & klimaat
Het weer is de temperatuur, de wind en de neerslag op een bepaald moment. 

Het klimaat is hoe het weer in een land of bepaald gebied is. Het is het gemiddelde, gemeten over een langere periode. Ze meten dan bijv. 30 jaar lang de temperatuur, luchtvochtigheid, neerslag, bewolking en wind.

Slide 3 - Tekstslide

Het klimaat is het gemiddelde weer in een bepaald gebied over een langere periode.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Systeem aarde

Slide 5 - Tekstslide

Van welk systeem maakt
het klimaat deel uit?

Slide 6 - Woordweb

Atmosfeer

Luchtlaag
rondom de aarde

Slide 7 - Tekstslide

Atmosfeer
- Troposfeer

- Stratosfeer
- Mesosfeer
- Thermosfeer



Slide 8 - Tekstslide

Zon is belangrijkste bron van energie

Slide 9 - Tekstslide

Energiebalans (=stralingsbalans)

= evenwicht tussen hoeveelheid straling die aarde bereikt en hoeveelheid straling die atmosfeer verlaat

Dus een optelsom van:
+ de kortgolvige instraling (zonlicht) op aarde 
+  de naar het heelal teruggekaatste straling 
+  langgolvige uitstraling (warmte).


Slide 10 - Tekstslide

evenwicht = er komt evenveel energie binnen als eruit gaat.
dynamisch: instraling en uitstraling variëren in tijd en per locatie.

Slide 11 - Tekstslide

Variaties in de stralingsbalans
De hoeveelheid straling die een bepaald gebied op aarde ontvangt hangt af van:
breedteligging = hoe noordelijk of zuidelijk het ligt;
albedo = mate waarin zonlicht wordt weerkaatst;
gesteldheid aardoppervlak = water warmt minder snel op dan land.
Breedteligging
Land en zee
Albedo effect

Slide 12 - Tekstslide

Breedteligging
Evenaar ligt op 0° NB/ZB:
  • Zonnestralen vallen recht op aardoppervlak
  • 3x zoveel zonne-energie als de polen
Nederland ligt op 52° NB
  • Zonnestralen vallen schuin op aardoppervlak

Slide 13 - Tekstslide

Breedteligging
Door de aarde (=bolvormig), op lagere breedte meer loodrecht instraling: 
straling per m2 is groter & afstand door dampkring korter = minder energie verlies aan lucht.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

in 24 uur draait de aarde om zijn as

Slide 18 - Tekstslide

in 24 uur draait de aarde om zijn as
in een jaar/ 365 dag draait de aarde rond de zon

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Het albedo-effect

Slide 21 - Tekstslide

Verdeling warmte

  • Grote verschillen tussen instraling.
  • Verdeling warmte door wind en zeestromen.



Slide 22 - Tekstslide

Stralingsbalans op verschillende breedte
  • Op lange termijn energiebalans vrij constant
  • Verschil in breedte
  • Transport d.m.v.: oceaanstromen                                                       en luchtcirculatie

Slide 23 - Tekstslide

Temperatuurfactoren: 
  1. Breedteligging
  2. Hoogteligging
  3. Gesteldheid van oppervlakte
  4. Aanlandige wind en aflandige wind
  5. Wind- en zeestromen

Slide 24 - Tekstslide

Breedteligging
Algemene regel:
Hoe verder van de evenaar hoe kouder het is. 
1. Zonnestralen warmteverliezen naarmate ze langer onderweg zijn. 
2. De zonnestralen op hogere breedte een groter oppervlak moeten verwarmen.

Slide 25 - Tekstslide

Hoogteligging
  • hoe hoger hoe kouder
  • per 1000m stijging, wordt   temperatuur 6°C kouder
  • de hoogteligging bepaalt de plantengroei in de bergen


Slide 26 - Tekstslide

Gesteldheid aardoppervlak
Omdat zeewater langzaam opwarmt en langzaam afkoelt, is de temperatuur van de atmosfeer boven zee veel gelijkmatiger dan die boven land. De zee heeft een matigende invloed op het klimaat. Boven land kan de temperatuur van de atmosfeer per dag en door het jaar heen sterk schommelen.

Slide 27 - Tekstslide

Ligging t.o.v. de zee
algemene regel: zeewater warmt minder snel op en koelt minder snel af dan land.
  • Wind van zee is in de winter warmer
  • Wind van zee is in de zomer koeler

  • Een windje van zee neemt regen mee! (hoe verder van zee, hoe minder neerslag).

Slide 28 - Tekstslide

Ligging van gebergte
Algemene regel:
Wind van zee neemt waterdamp mee, bij het gebergte stijgt de lucht, koelt af, waterdamp condenseert en dat geeft neerslag. (loefzijde)
Als de lucht is afgekoeld gaat hij dalen en de lucht wordt warmer waardoor hij waterdamp vasthoudt, het blijft droog.

Slide 29 - Tekstslide

Zee-en windstromen
warme zeestromen zorgen boven land voor:
  • verwarmend effect
  • meer verdamping, dus meer neerslag.
Koude zeestromen zorgen boven land voor:
-verkoelend effect
-minder waterdamp, dus droogte.

Slide 30 - Tekstslide

Zeestromen - continue bewegingen van het oceaanwater

Door:
- temperatuur verschillen;
- zoutgehalte verschillen;
- wind;
- coriolis effect;

Slide 31 - Tekstslide

Neerslag
Neerslag kan overal ontstaan waar lucht opstijgt. Dat komt doordat in de atmosfeer opstijgende lucht afkoelt. Wanneer lucht afkoelt, kan het steeds minder waterdamp bevatten. De aanwezige waterdamp zal dan ook waterdruppels gaan vormen (de waterdamp condenseert), die te zien zijn als wolken.

Slide 32 - Tekstslide