1.1 De atmosfeer: opbouw en temperatuur

Het weer- en klimaatsysteem
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het weer- en klimaatsysteem

Slide 1 - Tekstslide

H1 - Het weer- en klimaatsysteem
  • Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
  • Wat is de samenstelling en opbouw van de atmosfeer?
  • Waardoor zijn er variaties in de stralingsbalans?

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen
weer en klimaat?

Slide 3 - Open vraag

Verschil weer & klimaat
Het weer is de temperatuur, de wind en de neerslag op een bepaald moment. 

Het klimaat is hoe het weer in een land of bepaald gebied is. Het is het gemiddelde, gemeten over een langere periode. Ze meten dan bijv. 30 jaar lang de temperatuur, luchtvochtigheid, neerslag, bewolking en wind.

Slide 4 - Tekstslide

Het klimaat is het gemiddelde weer in een bepaald gebied over een langere periode.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Van welk systeem maakt
het klimaat deel uit?

Slide 6 - Woordweb

Systeem Aarde

Slide 7 - Tekstslide

Systeem aarde

Slide 8 - Tekstslide

Atmosfeer

Luchtlaag
rondom de aarde

Slide 9 - Tekstslide

Atmosfeer
- Troposfeer

- Stratosfeer
- Mesosfeer
- Thermosfeer



Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn de belangrijkste gassen in de atmosfeer van de aarde?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Welk invloed heeft de zon op het klimaat?

Slide 13 - Woordweb

Zon is belangrijkste bron van energie

Slide 14 - Tekstslide

Energiebalans (=stralingsbalans)

= evenwicht tussen hoeveelheid straling die aarde bereikt en hoeveelheid straling die atmosfeer verlaat

Dus een optelsom van:
+ de kortgolvige instraling (zonlicht) op aarde 
+  de naar het heelal teruggekaatste straling 
+  langgolvige uitstraling (warmte).


Slide 15 - Tekstslide

evenwicht = er komt evenveel energie binnen als eruit gaat.
dynamisch: instraling en uitstraling variëren in tijd en per locatie.

Slide 16 - Tekstslide

Variaties in de stralingsbalans
De hoeveelheid straling die een bepaald gebied op aarde ontvangt hangt af van:
breedteligging = hoe noordelijk of zuidelijk het ligt;
albedo = mate waarin zonlicht wordt weerkaatst;
gesteldheid aardoppervlak = water warmt minder snel op dan land.
Breedteligging
Land en zee
Albedo effect

Slide 17 - Tekstslide

Breedteligging
Evenaar ligt op 0° NB/ZB:
  • Zonnestralen vallen recht op aardoppervlak
  • 3x zoveel zonne-energie als de polen
Nederland ligt op 52° NB
  • Zonnestralen vallen schuin op aardoppervlak

Slide 18 - Tekstslide

Breedteligging
Door de aarde (=bolvormig), op lagere breedte meer loodrecht instraling: 
straling per m2 is groter & afstand door dampkring korter = minder energie verlies aan lucht.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

in 24 uur draait de aarde om zijn as

Slide 23 - Tekstslide

in 24 uur draait de aarde om zijn as
in een jaar/ 365 dag draait de aarde rond de zon

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Het albedo-effect

Slide 26 - Tekstslide

Verdeling warmte

  • Grote verschillen tussen instraling.
  • Verdeling warmte door wind en zeestromen.



Slide 27 - Tekstslide

Stralingsbalans op verschillende breedte
  • Op lange termijn energiebalans vrij constant
  • Verschil in breedte
  • Transport d.m.v.: oceaanstromen                                                       en luchtcirculatie

Slide 28 - Tekstslide

Temperatuurfactoren: 
  1. Breedteligging
  2. Hoogteligging
  3. Gesteldheid van oppervlakte
  4. Aanlandige wind en aflandige wind
  5. Wind- en zeestromen

Slide 29 - Tekstslide

Breedteligging
Algemene regel:
Hoe verder van de evenaar hoe kouder het is. 
1. Zonnestralen warmteverliezen naarmate ze langer onderweg zijn. 
2. De zonnestralen op hogere breedte een groter oppervlak moeten verwarmen.

Slide 30 - Tekstslide

Hoogteligging
  • hoe hoger hoe kouder
  • per 1000m stijging, wordt   temperatuur 6°C kouder
  • de hoogteligging bepaalt de plantengroei in de bergen


Slide 31 - Tekstslide

Gesteldheid aardoppervlak

Slide 32 - Tekstslide

Ligging t.o.v. de zee
algemene regel: zeewater warmt minder snel op en koelt minder snel af dan land.
  • Wind van zee is in de winter warmer
  • Wind van zee is in de zomer koeler

  • Een windje van zee neemt regen mee! (hoe verder van zee, hoe minder neerslag).

Slide 33 - Tekstslide

Ligging van gebergte
Algemene regel:
Wind van zee neemt waterdamp mee, bij het gebergte stijgt de lucht, koelt af, waterdamp condenseert en dat geeft neerslag. (loefzijde)
Als de lucht is afgekoeld gaat hij dalen en de lucht wordt warmer waardoor hij waterdamp vasthoudt, het blijft droog.

Slide 34 - Tekstslide

Zee-en windstromen
warme zeestromen zorgen boven land voor:
  • verwarmend effect
  • meer verdamping, dus meer neerslag.
Koude zeestromen zorgen boven land voor:
-verkoelend effect
-minder waterdamp, dus droogte.

Slide 35 - Tekstslide

Zeestromen - continue bewegingen van het oceaanwater

Door:
- temperatuur verschillen;
- zoutgehalte verschillen;
- wind;
- coriolis effect;

Slide 36 - Tekstslide

ENSO
El Niño = veranderen van de temperatuur zeewater
Zuidelijke Oscillatie (Southern Oscillation) = periodieke verandering van luchtdrukpatroon.

ENSO: El Niño - Southern Oscillation

Slide 37 - Tekstslide