Wat en hoeveel moet je eten?

Ga naar http://lessonup.app en vul deze code in:
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMBO

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ga naar http://lessonup.app en vul deze code in:

Slide 1 - Tekstslide

Wat en hoeveel moet je eten?

Slide 2 - Tekstslide

Plaats hier je Energizer

Slide 3 - Woordweb

Situatie
Gevarieerd en voldoende eten is belangrijk om je fit te voelen en goed te kunnen werken en leren. De verhoudingen in de voeding zijn daarbij ook belangrijk. Door het vele gevarieerde werk en de zware werkzaamheden voor een militair is het van belang dat je weet hoe je gezond kunt eten. Je dient tenslotte constant inzetbaar te zijn onder alle omstandigheden, zowel tijdens oefeningen als tijdens uitzendingen.

Slide 4 - Tekstslide

Resultaat
  • Je kunt het verschil tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen benoemen.
  • Je kunt benoemen welke voedingsstoffen het lichaam nodig heeft.
  • Je kun de belangrijkste functies van voedingsstoffen in het lichaam benoemen.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe ziet jullie dagelijks voedingspatroon eruit?

Slide 6 - Tekstslide

Een goede maaltijd bestaat uit
  • Zetmeelcomponent
  • Groenten
  • Fruit
  • Eiwitcomnponent
  • Saus

Slide 7 - Tekstslide

Zetmeelcomponent
  • Aardappelen
  • Rijst
  • Couscous
  • Pasta
  • Gebruik wel de volkoren producten
  • Verhouding is ongeveer 50 -55 %
  • Variatie is belangrijk
  • Eenmaal per week kan je dit in de vorm van pizza of patat eten

Slide 8 - Tekstslide

Groenten
  • Alle groenten zonder toevoegingen zijn goed
  • Rauwkost kan goed als side - dish maar niet als hoofdbestandsdeel
  • Peulvruchten kunnen hier ook een goed alternatief voor zijn
  • Bij een avondmaaltijd is 175 gram groenten een goede richtlijn
  • Vul de resterende groenten aan door rauwkost
  • De totale behoefte aantal gram groenten per dag is 250 gram

Slide 9 - Tekstslide

Fruit
  • Dit hoeft niet perse bij de avondmaaltijd
  • Kan perfect gebruikt worden als tussendoortje
  • Je kunt het ook verwerken in toetsjes of desserts
  • Probeer altijd voor vers fruit te gaan
  • Fruit in blik bevat veel conserveringsmiddelen en suikers

Slide 10 - Tekstslide

Eiwitcomponent
  • Kan bestaan uit vlees, vis , gevogelte, ei of vleesvervanger
  • De gepaneerde producten zijn het slechts
  • Kies de magere soorten vlees
  • Gehaktsoorten en andere samengestelde soorten vlees bevatten veel vet en slechte toevoegingen 
  • Bij de avondmaaltijd is 90 - 100 gram voldoende voor vlees
  • Bedenk dat er in brood en pasta ook nog eiwitten zitten

Slide 11 - Tekstslide

Saus
  • Probeer niet teveel saus te nemen
  • Een klein lepeltje jus is voldoende
  • Tomatenketchup/ Curry en fritessaus bevatten veel suiker
  • Mayonaise bevat veel vet

Slide 12 - Tekstslide

Voorgerecht
  • Hier kun je bestaande componenten in verwerken
  • Hou dan rekening met de samenstelling van de hoofdmaaltijd
  • een goed alternatief is een lichte bouillon / soepje

Slide 13 - Tekstslide

Nagerecht
  • Fruit kan goed als nagerecht
  • Een goed alternatief is magere yoghurt/ magere kwark, evt met vers fruit
  • Vla soorten bevatten veel suiker 
  • een nagerecht hoeft geen onderdeel te zijn van een hoofdmaaltijd.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht
  • Vorm groepen van 3 studenten
  • Bedenk een warme maaltijd met de richtlijnen vanuit de schijf van 5 waarbij alle vakken zijn vertegenwoordigd
  • Schrijf ook op hoeveel gram je overal van nodig hebt
  • Hier heb je 30 minuten de tijd voor
  • Na de 30 minuten ruil je het gemaakte product met die van een andere groep
  • Beoordeel dit product of het voldoet aan de schijf van 5 en of de grammen kloppen
  • Hier heb je tien minuten de tijd voor

Slide 15 - Tekstslide

timer
30:00

Slide 16 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Nabespreken opdracht
  • Vorm groepen van 3 studenten
  • Bedenk een warme maaltijd met de richtlijnen vanuit de schijf van 5 waarbij alle vakken zijn vertegenwoordigd
  • Schrijf ook op hoeveel gram je overal van nodig hebt
  • Hier heb je 30 minuten de tijd voor
  • Na de 30 minuten ruil je het gemaakte product met die van een andere groep
  • Beoordeel dit product of het voldoet aan de schijf van 5 en of de grammen kloppen
  • Hier heb je tien minuten de tijd voor

Slide 18 - Tekstslide

Resultaat
  • Je kunt het verschil tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen benoemen.
  • Je kunt benoemen welke voedingsstoffen het lichaam nodig heeft.
  • Je kun de belangrijkste functies van voedingsstoffen in het lichaam benoemen.

Slide 19 - Tekstslide

Hoe was de les?

Slide 20 - Woordweb

Vragen?
VRAGEN?

Slide 21 - Tekstslide