Examentraining 2022/2023

Sociaal zekerheidsstelsel
  • Het sociaal zekerheidsstelsel is bedoeld om personen of gezinnen, die vanwege bepaalde omstandigheden in problemen komen:
1. financieel te helpen (bijvoorbeeld bijstandsuitkering)
2.  zorg te bieden en begeleiding (bijvoorbeeld WMO)

  • Sociale zekerheid in Nederland is gebaseerd op solidariteit en samenhorigheid: er wordt collectief gezorgd voor alle Nederlanders. Mensen met een hoog inkomen dragen meer bij aan het stelsel dan mensen met een laag inkomen.

1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
rechtenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 54 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Sociaal zekerheidsstelsel
  • Het sociaal zekerheidsstelsel is bedoeld om personen of gezinnen, die vanwege bepaalde omstandigheden in problemen komen:
1. financieel te helpen (bijvoorbeeld bijstandsuitkering)
2.  zorg te bieden en begeleiding (bijvoorbeeld WMO)

  • Sociale zekerheid in Nederland is gebaseerd op solidariteit en samenhorigheid: er wordt collectief gezorgd voor alle Nederlanders. Mensen met een hoog inkomen dragen meer bij aan het stelsel dan mensen met een laag inkomen.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zit het sociaal zekerheidsstelsel in elkaar?
  • Het sociaal zekerheidsstelsel is te verdelen in:
  1. sociale verzekeringen
  2. sociale voorzieningen
  • Sociale verzekeringen zijn zelf weer op te delen in:
  1. volksverzekeringen
  2. werknemersverzekeringen

Slide 2 - Tekstslide

Sociale verzekeringen
  • Volksverzekeringen gelden voor iedere ingezetene en kun je herkennen aan de beginletter A
  • Werknemersverzekeringen zijn niet voor iedere ingezetene, want gekoppeld aan werk in loondienst

Slide 3 - Tekstslide

Sociale voorzieningen
  • Zijn een vangnet en komen dus pas aan bod als je geen (volledig) beroep kunt doen op een sociale verzekering 
  • Hiermee wordt een bestaansminimum en/of verzorgingsmogelijkheid gegarandeerd

Slide 4 - Tekstslide

Stelsel
Hierna volgt het schema van het sociaal zekerheidsstelsel

Leer dit uit je hoofd, want het staat niet in DKG!!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Uitvoering van de wetten
Er zijn meerdere uitvoeringsinstanties van de sociale zekerheidswetten, zoals de gemeente, UWV, SVB, etc. 

Welke wet door welke instantie wordt uitgevoerd staat allemaal in DKG op blz. 293

Slide 7 - Tekstslide

Financiering 
Het sociaal zekerheidsstelsel moet uiteraard worden gefinancierd. Na deze slide volgt een overzicht hoe dit gebeurt.

Alléén bij de volksverzekeringswetten staat in DKG duidelijk of je premie betaalt. Bij de rest níet, dus leer ook dit uit je hoofd!!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

AOW
  • Wanneer verzekerd = wonen in NL of wonen in buitenland en werken in NL - dit geldt voor alle volksverzekeringen!!  
  • Wanneer recht op: pensioengerechtigde leeftijd 66+ 4mnd
  • Hoogte: min. loon afhankelijk van gezinssituatie: 70% of bij samenwonen 50% per persoon. NB. bedragen uitkering achterin DKG!! 
  • Volledig-gedeeltelijk pensioen = kijken naar 50 jr voor AOW, 2% per jaar opbouw = 2% x 50 jr = 100% volledig = gelijk aan bedrag achterin DKG
  • Volksverzekering en uitgevoerd door SVB

Slide 10 - Tekstslide

AKW
  • Iedereen met kinderen onder 18 jr die thuiswonen =  recht op kinderbijslag
  • Niet inkomensafhankelijk, dus voor iedereen! In tegenstelling dus tot het kindgebonden budget dat wel inkomensafhankelijk is!
  • Wel leeftijdsafhankelijk! Nb. bedragen achterin DKG
  • Ontvangen per kwartaal
  • Volksverzekering en uitgevoerd door SVB

Slide 11 - Tekstslide

ANW
  • 2 uitkeringen binnen de ANW!:
  1. nabestaande-uitkering
  2. wezenuitkering 
  • volksverzekering en uitgevoerd door SVB

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

WLZ
  • gaat hier niet om een uitkering maar om zorg
  • voor mensen die langdurig oftewel 24 per dag zorg of permanent toezicht nodig hebben
  • CIZ-indicatie nodig om dit te krijgen
  • Volksverzekering en uitgevoerd door zorgkantoren (overgedragen door zorgverzekeraar) 

Slide 16 - Tekstslide

WMO
  • ook dit geen uitkering maar zorg!
  • recht op zorgvoorzieningen om deel te kunnen blijven nemen aan de maatschappij
  • voorzieningen bestaan uit of algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen die in je KG staan!
  • sociale voorziening en uitgevoerd door Gemeente 

Slide 17 - Tekstslide

ZVW
  • de zorgverzekeringswet regelt zorg en is dus ook geen uitkering. 
  • iedereen in NL vanaf 18 jr is verplicht dit (incl. voor hun kinderen) af te sluiten. Zorgverzekeraar is verplicht je te accepteren!  
  • door afsluiten recht op zorg uit het basispakket en betaal je een nominale premie
  • wil je verzekerd zijn voor méér zorg dan kan je aanvullende verzekering nemen en betaal je een aanvullende premie
  • de polisvoorwaarden van je (aanvullende) verzekering bepalen dus of je recht op zorg hebt! 
  • je hebt een verplicht eigen risico dat je eerst moet opmaken voordat je zorg gratis krijgt, met uitzondering van een aantal zorgposten, zie DKG!!
  • de zvw is privaatrecht en wordt uitgevoerd door de de zorgverzekeraars  

Slide 18 - Tekstslide

WULBZ
  • Wet uitbetaling loon bij ziekte (ook privaatrecht, nl in BW!)
  • max 104 weken doorbetaling bij ziekte werknemer
  • bij een tijdelijk contract dat afloopt vóór bereiken 104 weken ziekte, dan alleen doorbetalen tot einde contract en de rest van de weken tot aan 104 weken via ZW-uitkering!! 
  • de hoogte is minimaal 70% laatstverdiende loon (vaak via CAO krijg je een hoger % bij ziekte)

Slide 19 - Tekstslide

Ziektewet-ZW
  • Kun je géén loondoorbetaling (meer) krijgen van een werkgever en val je wel onder de kring verzekerden, dan mogelijk recht op ziektewet-uitkering!
  • de kring van verzekerden ziet op mensen met werk in loondienst. Dit staat op p. 35/36 DKG en is óók van toepassing op de WW en WIA!!
  • Je hebt pas recht op de ziektewetuitkering als je door ziekte of gebrek je werk niet doen én geen recht meer hebt op de loondoorbetaling van de werkgever

Slide 20 - Tekstslide

ZW
  • in totaal max 104 weken recht op deze uitkering
  • heb je eerst recht op loondoorbetaling en vervolgens zw-uitkering dan ook samen max 104 weken!
  • De hoogte van de Zw-uitkering is gekoppeld aan je laatstverdiende loon oftewel het dagloon.
  • Dagloon bereken je door het jaarinkomen te delen door 261, zie p. 44 DKG (óók voor WW en WIA!!)
  • je ZW-uitkering is dan 70% van het dagloon 
  • Vermogen of inkomen van een evt. partner is niet relevant!!

Slide 21 - Tekstslide

Recht op WIA? zo ja, welke uitkering: IVA of WGA?
WGA: welke uitkering dan?
  1. Alléén als je 35% of meer ao bent na 104 weken ziekte, dán WIA
  2. 80-100% ao én duurzaam ao, dan iva-uitkering 75% loon tot max AOW
  3. Dus géén 80-100% ao dan altijd WGA
  4. Én dus niet duurzaam 80-100% ao óók altijd WGA
  5. WGA dan altijd eerst kijken of aan de wekeneis is voldaan. Ja, dan loongerelateerd (zoals WW-let op: 2 jaren ziekte tellen mee bij arbeidsverleden!) tot max 24 mnd
  6. Ná  loongerelateerd óf als je geen recht op loongerelateerde had, dán loonaanvulling of vervolg tot max AOW
  7. Voor de vraag loonaanvulling of vervolg kijken of diegene weer werkt (= inkomenseis). Géén werk, dan altijd vervolguitkering (% minimum loon!)
  8. Wél werk, dan loonaanvulling áls hij hiermee minstens 50% rvc benut. Nee, alsnóg vervolg 

Slide 22 - Tekstslide

hoogte WIA-uitkeringen
  • IVA-uitkering is 75% dagloon
  • loongerelateerde-uitkering = zelfde als bij ww, nl 75% 1e en 2e mnd, daarna 70% dagloon
  • loonaanvullingsuitkering is 70% dagloon - loon uit werk
  • vervolguitkering = NIET gekoppeld aan je dagloon, maar een bepaald percentage van het wettelijk minimumloon, dit % hangt af van de hoogte van je ao percentage, zie  p. 61 DKG!!

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Vervolg WW-arbeidsverleden
  • als iemand recht heeft op ww én aan de jareneis wordt voldaan en dus recht heeft op méér dan de basisuitkering van 3mnd, dan moet je het arbeidsverleden uitrekenen
  • hoe reken je dit nu uit? Eerst fictief:
  • Kijk altijd eerst in welk jaar iemand geboren is, bv 1970.
  • tel 18 jaar op bij de geboortedatum, dus 1970 + 18= 1988
  • de jaren tussen je 18e en 1998 is nl je fictieve arbeidsverleden, dus doe je de som 1998-1988 = 10 jr. Dit is je fictieve arbeidsverleden! 
  • Als je niet 18 jr bent vóór 1998, dan heb je nooit fictief arbeidsverleden!

Slide 25 - Tekstslide

vervolg arbeidsverleden
  • bij je fictieve arbeidsverleden kijk je dus niet naar of je gewerkt hebt, bij je feitelijk arbeidsverleden juist wél!!  
  • bij het feitelijk arbeidsverleden kijk je alleen naar de gewerkte jaren vanaf 1998, dus niet de jaren daarvóór! 
  • Ben je begonnen in 2011 en nu werkloos in 2021, dan doe je ook hier de som: 2021-2011 = 10 jaar feitelijk arbeidsverleden
  • het maximale aantal jaren feitelijk arbeidsverleden kan nooit meer zijn dan 2021-1998= 23 jaren!
  • tel vervolgens fictief bij feitelijk op en je hebt het totale arbeidsverleden!!  

Slide 26 - Tekstslide

duur van de ww-uitkering
  • heb je het arbeidsverleden uitgerekend dan check altijd eerst of het er niet meer zijn dan 10 jaar, want dan is het simpel: 1 jr gelijk aan 1 mnd, dus 10jr arb.verl. is ook 10 mnd ww!
  • Is je arbeidsverleden méér dan 10 jr, dus 11 of meer, dan geven de gewerkte jaren vanaf 2016 niet recht op 1 mnd, maar op een 0,5 mnd uitkering!! Dit zijn max 5 jaren waarover dit gaat, waarvoor je dan dus 2,5 mnd ww krijgt, want 2021-2016= 5 x 0,5 = 2,5 mnd ww 
  • Alle andere jaren die dan overblijven van het arbeidsverleden, die tellen gewoon als een volle mnd! 
  • Vb.1: 12 jaar arb. verleden waarvan 5jr gewerkt tussen 2016 en 2021 = 2021-2016 = 5 jr x 0,5 = 2,5 mnd ww. De andere jaren dus 12jr-5 jr = 7 jr x 1mnd=7 mnd ww = 7 + 2,5 = 9,5 mnd ww!!  
  • Vb.2: 9 jaar arbeidsverleden is dus minder dan 11 en dus 9jr x 1 mnd = 9 mnd ww!!

Slide 27 - Tekstslide

hoogte van de ww-uitkering
  • de ww-uitkering is loongerelateerd, dus ook hier net als bij de ZW en WIA gaat het om je dagloon (jaarinkomen : 261)
  • Vermogen of inkomen van een evt. partner is niet relevant!!
  • de hoogte vd uitkering in de ww is:
  -   de eerste 2 maanden 75% van dit laatstverdiende loon
  -   vanaf de 3e maand 70%   

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Toeslagenwet (TW)
  • kom je met een van de hiervoor besproken uitkeringen, zoals de WW onder het sociaal minimum, dan recht op een toeslag uit de TW tot de hoogte van het sociaal minimum
  • check altijd eerst in DKG p. 183 óf de uitkering kan worden uitgevoerd door de TW, want er zijn uitkeringen die de TW niet aanvult!
  • let op: als iemand een partner heeft, dan telt dat inkomen ook mee of je onder het sociaal minimum zit!!   
  • TW uitgevoerd door UWV maar is een sociale voorziening (vangnet)!

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

vervolg WAZO
De verschillende verlofvormen met ieder hun eigen periode van verlof en wel of geen recht op (volledige) doorbetaling en door wie dit gebeurd, moet je allemaal toe kunnen passen aan de hand van een casus. Je kunt dit allemaal terugvinden in DKG! 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

vervolg Wajong
  • Vanaf 2015 heb je alléén nog maar recht op de Wajong-uitkering als je op je 18e duurzaam, dus blijvend, geen arbeidsvermogen meer hebt als gevolg van ziekte of een gebrek (óf na je 18e tijdens je studie wordt!)
  • Ben je 18 in 2015 en heb je ondanks je gebrek nog wel deels een arbeidsvermogen, dan krijg je dus GEEN Wajong-uitkering en zul je je moeten wenden tot de gemeente voor ondersteuning, bijvoorbeeld voor een bijstandsuitkering

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Bijstandsuitkering uit de PW
  • de bijstandsuitkering is geregeld in de Participatiewet
  • wordt uitgevoerd door de gemeente en is voor mensen die nergens anders een beroep op kunnen doen en is dus een vangnet en daarom een sociale voorziening
  • op de volgende sheet gaat het over de invloed van ander inkomen en vermogen. Van belang is dat je weet welk inkomen wel en niet meetelt en wat de vermogensgrens is.  Dit staat letterlijk in DKG!

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

bijzondere bijstand
  • naast de bijstandsuitkering is er ook bijzondere bijstand
  • dit is een eenmalige uitkering voor noodzakelijke, onvoorziene kosten
  • dit is voor alle mensen die een inkomen hebben rond bijstandsniveau! 
  • kun je deze kosten niet op een andere manier, bijvoorbeeld via een zorgverzekering vergoed krijgen, dan recht op
  • kon je geld voor reserveren maar doe je dat niet, dan bijzondere bijstand in vorm van een lening  (denk aan koelkast die na 15 jaar kapot gaat en je niks voor opzij hebt gelegd!)

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

IOW/IOAW/IOAZ
  • Deze uitkeringen zijn voor de oudere werkloze werknemers/zelfstandigen 
  • Grote verschil met de bijstandsuitkering waar zij anders mee te maken zouden krijgen, is dat er geen vermogenstoets is en bij de IOW ook geen  partnertoets
  • Let op!! Het zijn alle 3 sociale voorzieningen!

Slide 41 - Tekstslide

Toeslagen
  • Voor mensen met een laag tot modaal inkomen, die hiermee dus een financiële ondersteuning krijgen om deze kosten, zoals zorg, huur, kinderopvang te kunnen betalen.
  •  De toeslagen zijn: Huurtoeslag, Zorgtoeslag, Kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget
  •  Uitvoering: belastingdienst
  • Recht hier op hangt af van je toetsingsinkomen. Dit is je jaarinkomen van het jaar ervoor + of - inkomenswijzigingen in dit jaar
  •  Let op: Deze toeslagen zijn niet hetzelfde als de TW-toeslag!!



Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

rechtshulp
  • rechtshulpverlener is het juridisch loket
  • bij rechtshulp wordt  juridisch advies gegeven, maar meer niet! 
  • Je staat dus niemand bij in een zaak/vertegenwoordigd dus niemand naar buiten toe, maar verwijst zo nodig daarvoor juist door naar een rechtsbijstandsverlener !!

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide