1.3 Lezen - les 3

Welkom!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Dagopening
  • Verder in 1.3 Lezen
  • Huiswerk
  • Zelfstandig verder lezen in Het zusje van

Slide 2 - Tekstslide

Dagopening

Welke regel bij jullie thuis vind je belangrijk en waarom?
Houdt iedereen zich aan die regel?

Slide 3 - Tekstslide

Doelen
  • Ik kan tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen benoemen.
  • Ik kan titels herkennen en onderwer-pen benoemen.
  • Ik kan hoofdgedachte benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

Tekstdoelen
Er zijn vier tekstdoelen: informeren, overtuigen, activeren en amuseren.  Een tekst kan meerdere doelen hebben, maar er is er altijd één het belangrijkst.

Bij ieder tekstdoel hoort een tekstsoort: informatieve tekst, betogende tekst, activerende tekst, amuserende tekst.

Bij ieder tekstsoort heeft verschillende tekstvormen, bijvoorbeeld een verslag, een boekbespreking, een advertentie of een stripboek.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Titel en onderwerp
Bijna elke tekst heeft een titel. Die noemt soms letterlijk het onderwerp en geeft daar altijd wel een aanwijzing over. In kranten en tijdschriften wordt vaak een ondertitel of boventitel toegevoegd om duidelijker aan te geven waar de tekst over gaat.

Om het onderwerp van de tekst te vinden, heb je meestal genoeg aan de titel(s) en de eerste alinea. Het onderwerp van de tekst formuleer je in één of enkele woorden.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt. Vaak vind je de hoofdgedachte in de inleiding of het slot. Soms moet je die informatie combineren.

De hoofdgedachte van een tekst formuleer je altijd in één of twee hele zinnen.

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdgedachte
Hoe je de hoofdgedachte formuleert, hangt af van de tekstsoort.
  • De hoofdgedachte van een informatieve tekst bestaat altijd uit feitelijke informatie.
  • De hoofdgedachte van een betogende tekst bestaat altijd uit een mening, gevolgd door het belangrijkste argument.

Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 10 - Tekstslide

reclamefolder
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 11 - Quizvraag

Tekstdoel
Tekstsoort
Tekstvorm
Informerende tekst
Spiekbriefje
Overtuigen
Activeren
Gedicht
Betogende tekst
Amuseren
Klachtenbrief

Slide 12 - Sleepvraag

Dat woestijnen zich steeds verder uitbreiden, komt vooral door verkeerd landgebruik.
A
feitelijke informatie
B
mening en argument

Slide 13 - Quizvraag

Dat woestijnen zich steeds verder uitbreiden, komt vooral door verkeerd landgebruik.
A
hoofdgedachte betogende tekst
B
hoofdgedachte informatieve tekst

Slide 14 - Quizvraag

Het KNMI kan beter worden afgeschaft, want van de tien weersvoorspellingen komen er acht niet uit.
A
hoofdgedachte betogende tekst
B
hoofdgedachte informatieve tekst

Slide 15 - Quizvraag

Huiswerk 17/09

Maken opdracht 10, 11, 12

Klaar? 
Het zusje van t/m blz 67

Slide 16 - Tekstslide

Doelen
  • Ik kan tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen benoemen.
  • Ik kan titels herkennen en onderwer-pen benoemen.
  • Ik kan hoofdgedachte benoemen.

Slide 17 - Tekstslide