Hoofdstuk 3 paragraaf 3 De concurrentiepositie

Concurrentiepositie
§3.3 Leerjaar 4
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Concurrentiepositie
§3.3 Leerjaar 4

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Herhalen soorten werkloosheid
Uitleg concurrentiepositie
Opdrachten digitale werkboek

Slide 2 - Tekstslide

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"De ijsboer in de winter"
A
frictie werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 3 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"Jaap komt net van school"
A
frictie werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer het werk wordt overgenomen door een machine is dit ...
A
structurele werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
frictie werkloosheid
D
regionale werkloosheid

Slide 5 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"Tijdens perioden van crisis"
A
Regionale werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 6 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"Wanneer Phillips besluit de gehele gespecialiseerde productie naar Maleisië te verplaatsen"
A
Regionale werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 7 - Quizvraag

Waar moet je aan denken bij het woord concurrent?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

Gevolg van de concurrentie..
Concurrenten zijn bedrijven die elkaars klanten heel graag willen hebben. (winst)
- winnaars krijgen steeds meer klanten
- verliezers raken klanten kwijt

Verliesgevend bedrijf moet uiteindelijk bedrijf sluiten.

Slide 10 - Tekstslide

Concurrentiepositie
is hoe jouw producten of diensten zijn in vergelijking met andere merken.

Prijs
Kwaliteit
Service

Hoe beter jouw concurrentiepositie is hoe meer je zult verkopen

Slide 11 - Tekstslide

Winst
Veel winst krijg je door:
Veel goederen of diensten te verkopen
Weinig kosten te maken

Slide 12 - Tekstslide

Concurrentiepositie
  • Als je veel personeel hebt dan heb je veel loonkosten.
  • Om ook nog winst te hebben moet je de verkoopprijs verhogen. Dit is slecht voor je concurrentiepositie

Slide 13 - Tekstslide

Werkgelegenheid
Bedrijven willen winst en dat heeft invloed op de werkgelegenheid (de vraag naar arbeid)

Slide 14 - Tekstslide

Werktijdverlenging
In sommige gevallen is het goed dat je meer medewerkers in dienst neemt. Je kunt ook dezelfde aantal medewerkers meer laten werken.

Voorbeeld:
Garage Do-it repareert tussen 9.00 en 17.00 auto's. De garage huurt voor 1500 euro een garageruimte en heeft vier medewerkers. De eigenaar merkt dat het drukker wordt en wilt geen nee verkopen. Hij verlengt de bedrijfstijd met 10 uur per week.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Hoe creëer je meer werkgelegenheid?
  •  ADV --> ArbeidsDuurVerkorting
 Het werk wordt verdeeld over meerdere mensen, zodat dus ook meerdere mensen een baan hebben en dus geen of een gedeeltelijke uitkering.

kosten per product blijft gelijk

Slide 17 - Tekstslide

Kosten verlagen door:
Mensen ontslaan
Mensen korter laten werken

Soms meer mensen aan nemen, maar dan moet je ook meer maken. Machine kosten per product dalen dan.

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 
Maak opdracht 1 t/m 5 van paragraaf 3 van leerjaar 4 (magister => leermiddelen => kies het juiste leerjaar en niveau kader)

Klaar: maak ook opdracht 7, 8, 9, 11 en 12
Klaar: iets voor jezelfd

Slide 19 - Tekstslide