Ontwikkelingspsychologie les 1

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
OntwikkelingspsychologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Mensen die erg van elkaar verschillen passen vaak goed bij elkaar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Bij het genezen van psychische problemen werkt het gebruik van medicijnen beter dan psychotherapie
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Mensen hebben meer behoefte aan liefde dan aan veiligheid
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Emoties ontwikkelden zich evolutionair gezien later dan ons verstand
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Iemand die extravert is kan statistisch gezien beter niet een relatie beginnen met iemand die erg introvert is
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Elektroconvulsieve therapie, waarbij elektrische stoomstoten door de hersenen gestuurd worden, is de meest effectieve therapie tegen zware depressie
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Als je iets zoekt wat je kwijt bent en je kan het niet vinden, is het goed om even te stoppen en aan iets anders te denken voordat je doorgaat
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

In groepen worden altijd betere beslissingen genomen dan door een individu
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Walging is één van de zes basisemoties
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Wat is ons meest primaire zintuig
A
zien
B
ruiken
C
voelen

Slide 17 - Quizvraag

Welke uitspraak over de pubertijd is waar?
In deze periode gedragen

A
veel mensen zich enigszins onvoorspelbaar en onhandelbaat
B
de meeste mensen zich onvoorspelbaar en onhandelbaar
C
weinig mensen zich onvoorspelbaar en onhandelbaar

Slide 18 - Quizvraag

Het klassieke nature and nurture debat binnen de psychologie gaat over:
A
Het belang van voeding bij pasgeborenen
B
over de optimale opvoedmethode voor jonge kinderen
C
over de erfelijkheid van gedrag

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de moderne verklaring van het voorkomen van dromen
A
De seksuele energie die overdag onderdrukt wordt, komt vrij
B
Ze komen voor bij willekeurige hersenactiviteit als ervaringen van overdag worden verwerkt
C
Ze ontstaan door subtiele input (bv zacht geluid) in de slaapomgeving

Slide 20 - Quizvraag

Welke uitspraak over de menselijke slaap is correct?
A
Tijdens je slaap is je lichaam, inclusief de hersenen, compleet in rust
B
Tijdens de slaap is er nauwelijks hersenactiviteit
C
Tijdens je slaap bewegen je ogen soms razendsnel heen en weer

Slide 21 - Quizvraag

Wat is waar over de verhouding mannen/ vrouwen binnen de psychologie?
A
Bij het ontstaan van de wetenschap werd deze door vrouwen gedomineerd
B
Bij het ontstaan van de wetenschap werd deze door mannen gedomineerd
C
Binnen de psychologie zijn er altijd meer vrouwen geweest
D
Bovenstaande mogelijkheden zijn alle drie fout

Slide 22 - Quizvraag

De vroegste herinneringen van mensen
A
zijn meestal heel levendig en echt gebeurd
B
zijn meestal niet levendig, maar wel vaak echt gebeurd
C
zijn onbetrouwbaar omdat ze vervormd zijn in de loop der tijd
D
zijn juist erg betrouwbaar omdat er veel aan teruggedacht

Slide 23 - Quizvraag

Het korte termijn geheugen kan informatie ongeveer 1 dag vasthouden
A
Dit is niet waar; het korte termijn geheugen kan informatie ongeveer 50 minuten vasthouden
B
Dit is meestal waar; het hangt alleen af van het type informatie
C
Dit is niet waar; na zo'n 20 seconden gaat informatie verloren
D
Dit is meestal waar; maar het verschilt per persoon

Slide 24 - Quizvraag


Een woord letterlijk vertalen naar een andere moderne taal is:

A
Soms onmogelijk, omdat er in die andere taal geen woord voor is
B
Altijd mogelijk, er is altijd wel een woord dat er heel dicht in de buurt komt
C
Bijna altijd mogelijk, behalve van en naar het Chinees
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn fout

Slide 25 - Quizvraag

Er gebeurt een ongeluk op straat. Iemand is het meest geneigd te helpen als
A
er veel andere mensen aanwezig zijn
B
er weinig andere mensen aanwezig zijn
C
er verder niemand aanwezig is
D
het maakt niet uit hoeveel mensen er verder aanwezig zijn

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Waarden en normen in de klas

Wat zijn de vier belangrijkste waarden van deze groep?

Welke normen horen hierbij?

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide