3B 8 Werk en technologie

8.1 Productie
Deze les leer je:
- Wat informele en formele productie is
- Welke 3 productiefactoren er zijn
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

8.1 Productie
Deze les leer je:
- Wat informele en formele productie is
- Welke 3 productiefactoren er zijn

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen informele en formele productie?

Informele productie: 
- Je krijgt niet betaald
- Er wordt geen administratie van bijgehouden
Voorbeeld: Je laat de hond uit.

Formele productie:
- Je wordt betaald
- er wordt wel administratie van bijgehouden
Voorbeeld: Je werkt voor een restaurant.

Slide 2 - Tekstslide

Er zijn 3 productiefactoren nodig voor de productie:
- Arbeid (de mensen die het werk doen)
- Kapitaalgoederen (machines)
- Natuur (aardappelen, gas, olie, graan, vlees etc...)

Slide 3 - Tekstslide

Eindvragen
- Wat is het verschil tussen formele en informele productie?

- Welke 3 productiefactoren heb je?

Slide 4 - Tekstslide

8.2 Studie en beroep
Deze les leer je:
- Welke sectoren er zijn
- Welke functies er zijn
- Welke soorten scholingen er zijn

Slide 5 - Tekstslide

Welke sectoren zijn er?
Techniek: monteur, fietsenmaker etc...
Detailhandel: winkelmedewerker, autoverkoper etc...
Administratie: administratief medewerker
Agrarische sector: boer
Zorgsector: zuster, kraamverzorgster etc...
Horeca: serveerster, kok, barmedewerker etc...

Slide 6 - Tekstslide

Begrippen

Uitvoerende functie: je voert het werk uit. Voorbeeld: verkoper, leraar en serveerster.

Leidinggevende functie: je geeft leiding. Voorbeeld: manager en teamleider.


Bijscholen: Nieuwe technieken of methoden leren.

Omscholing: Leren voor een hele andere baan.

Slide 7 - Tekstslide

Eindvragen

- Welke sectoren zijn er?

- Wat is het verschil tussen omscholen en bijscholen


Slide 8 - Tekstslide

8.3 Vakantiewerk
Deze les leer je:
- wat een arbeidsovereenkomst is
- wat arbeidsvoorwaarden zijn

Slide 9 - Tekstslide

Arbeidsovereenkomst:
- een contract dat wordt afgesloten tussen een werknemer en een werkgever



Daarin staan de arbeidsvoorwaarden geschreven, zoals:
- Hoeveel salaris je verdient
- Hoeveel weken vakantie je recht op hebt
- Hoeveel pauze je op een dag hebt
- hoe lang de proefperiode is (meestal een maand)
- Hoe lang het opzegtermijn is (meestal 2 maanden)

Slide 10 - Tekstslide

Eindvragen

- Wat is een arbeidsovereenkomst?

- Welke arbeidsvoorwaarden staan er in een contract?

Slide 11 - Tekstslide

8.4 Collectieve arbeidsovereenkomst
Deze les leer je:
- wat een collectieve arbeidsovereenkomst is
- het verschil tussen een loonschaal en een trede (periodiek)

Slide 12 - Tekstslide

Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO)
Staan afspraken tussen werkgevers en vakbonden, zoals:
- loon
- vakantie/verlof
- werktijden en pauzes

Slide 13 - Tekstslide

Verschil tussen een loonschaal en een trede (periodiek)
-Elke functie heeft een loonschaal. De ene functie heeft weer een betere loonschaal dan de ander. Zo zit een docent in een betere loonschaal dan een conciërge.

- Je begint in trede 1 als je wordt aangenomen. Elk jaar dat je in dienst bent ga je een trede (periodiek) omhoog.

Slide 14 - Tekstslide

Eindvragen

- Wat is een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO)?

- Wat staat er allemaal in een CAO?

Slide 15 - Tekstslide

8.5 Arbeid en technologie
Deze les leer je:
- Voordelen van nieuwe technieken
- voordelen van  thuiswerken

Slide 16 - Tekstslide

Voordelen van nieuwe technieken
- Zijn er minder mensen nodig om het werk te doen
- Gaat het werk sneller
- Je kunt thuiswerken
- Ontstaan er nieuwe banen

Slide 17 - Tekstslide

Thuiswerken
Voordelen
- Je hoeft niet te reizen
- Rustige omgeving (mocht je geen kinderen hebben)
- minder afleiding

Nadelen:
- Minder gezelligheid (geen collega's om je heen)
- Afleiding van je kinderen.

Slide 18 - Tekstslide

Eindvragen
- Welke voordelen hebben nieuwe technieken?

- Wat zijn de voor- en nadelen van thuiswerken?

Slide 19 - Tekstslide