Spelling Blok 2 1KT

Spelling - Blok 2
Maar eerst.. even lezen!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Spelling - Blok 2
Maar eerst.. even lezen!

Slide 1 - Tekstslide

Kosta


1. Ik spreek Grieks.
2. Ik ben in Rusland geweest.
3. Ik heb een hond.

Slide 2 - Tekstslide

Welke is niet waar?
A
Ik spreek Grieks.
B
Ik ben in Rusland geweest.
C
Ik heb een hond.

Slide 3 - Quizvraag

PVTT (persoonsvorm tegenwoordige tijd)
Zoek eerst het onderwerp dat erbij hoort! Controleer ook of het een PV is en geen VDW, hiervoor gelden andere regels. 
Als je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed wilt spellen, gebruik je de volgende regels.

Bij ik schrijf je de ik-vorm.
Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.
Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Uitzonderingen op de regels
Ik-vorm op -t
Als de ik-vorm van het werkwoord eindigt op een t, dan hoef je geen extra t te schrijven. (ik kart - jij kart - hij kart)

'je' staat achter het werkwoord
Als je achter het werkwoord staat, hoef je geen t toe te voegen. Je schrijft in dit geval de ik-vorm. (loop je, kook je, vind je)

Slide 6 - Tekstslide

Tip!
Weet je niet zeker of je een t moet schrijven? Vervang het werkwoord door koken. Hoor je dan een -t, dan schrijf je ook een -t. 
Hij vind... een kikker. 
Hij kookt een kikker.

Ik hoor een t. Dus ik schrijf een t. Hij vindt. 

Slide 7 - Tekstslide

(Ondervinden) je veel last van die blessure?
A
ondervindt
B
ondervind
C
ondervint

Slide 8 - Quizvraag

Piet (verbinden) zijn ene veter aan de andere.
A
verbind
B
verbindt
C
verbint

Slide 9 - Quizvraag

Theorie (korte en lange klanken)
Woorden kun je in klankgroepen verdelen en die bestaan uit korte of lange klanken: 







Na een lange klank volgt 1 medeklinker:        ko - gel           ta - kel
Na een korte klank volgen 2 medeklinkers:        pit - ten          zak - ken

brood
brood
brood = lange klank
1 klankgroep
kroket
kro-ket
kro = lange klank
ket = korte klank
2 klankgroepen
hagelslag
ha-gel-slag
ha = lange klank
gel = korte klank
slag = korte klank
3 klankgroepen

Slide 10 - Tekstslide

De a in 'hamer' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 11 - Quizvraag

De u in 'muggen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 12 - Quizvraag

De o in 'spotten' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 13 - Quizvraag

De e in 'wezen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag!
Weektaak:
o

Slide 15 - Tekstslide