blok 2 week 1

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Spelling woordsoorten 

Wat is het goede antwoord? Kies de juiste.

Na zijn twintigste wedstrijd was hij erg blij.
Wat is het zelfstandig naamwoord?

1. wedstrijd
2. blij
3. zijn
4. was

Na zijn twintigste wedstrijd was hij erg blij.
Wat is de persoonsvorm?

1. zijn
2. was
3. hij
4. erg

Na zijn twintigste wedstrijd was hij erg blij.
Wat is het rangtelwoord?

1. blij
2. twintigste
3. erg
4. na

Na zijn twintigste wedstrijd was hij erg blij.
Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

1. na
2. zijn
3. hij
4. was

Roos werd in de tweede ronde verslagen.
Wat is het zelfstandig naamwoord?

1. Roos
2. werd
3. ronde
4. tweede

Roos werd in de tweede ronde verslagen.
Wie/wat is het onderwerp?

1. in
2. Roos
3. tweede
4. ronde

Roos werd in de tweede ronde verslagen.
Wat is het hulpwerkwoord?

1. werd
2. in
3. de
4. verslagen

Roos werd in de tweede ronde verslagen.
Wat is het voltooid deelwoord?

1. werd
2. Roos
3. verslagen
4. ronde

Roos werd in de tweede ronde verslagen.
Wat is het lidwoord?

1. in
2. de
3. ronde
4. tweede

Otto heeft een goede vraag gesteld.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

1. heeft
2. Otta
3. vraag
4. goede

Otto heeft een goede vraag gesteld.
Wat is het onderwerp?

1. Otto
2. heeft
3. een
4. vraag

Nu zijn het open vragen en type je het antwoord. 

Dat heb je niet zomaar verdiend, want het zijn hoge eisen.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Dat heb je niet zomaar verdiend, want het zijn hoge eisen.
Wat is het voegwoord?

Dat heb je niet zomaar verdiend.
Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

Dat heb je niet zomaar verdiend.
Wat is het werkwoordelijke gezegde?