2HVd les 14a herhaling en proeftoets

Welkom 2HVd

Taalvoutje

Zie jij de fout hiernaast?
Hoe zou jij die corrigeren?
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2HVd

Taalvoutje

Zie jij de fout hiernaast?
Hoe zou jij die corrigeren?

Slide 1 - Tekstslide

me = mijn
welk woordsoort?
(voor)lezen
Pak je boek, sla open en kruip in de wereld van Smartpark.

Wie wil er voorlezen?
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

planning van deze les
  • samen lezen (10 min)
  • filmpje: zelf een verhaal schrijven
  • kettingverhaal

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoel

  • je heb kennisgemaakt met een verhaal schrijven
  • je hebt een begin gemaakt van zelf een verhaal schrijven


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zit jij daar en niet op een gangbare plek?

Waarom is een ...
A
vragend voornaamwoord
B
vragend bijwoord

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie belde er zojuist aan?

Wie is een...
A
vragend voornaamwoord
B
vragend bijwoord

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

aan het werk...
maak de proeftoets serieus
30 min

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aan het werk...
proeftoets nakijken

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wist je dat...
- van splitbare ww beide delen horen bij het wwg? (vb: Sam belde mij op. wwg = belde op)
- in een zin met een nwg NOOIT een lv zit?
- als het ww 'zijn' of 'blijven' de betekenis heeft van zich bevinden, dat het dan zww zijn en dus dat er sprake is van een wwg? (vb: Sam was een half jaar in Italië)


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wist je dat...
- een lv nooit met een voorzetsel begint? 
- als je geen 'aan' of 'voor' in het zinsdeel staat je het er dan bij moet denken om het mv te bepalen? (vb: hij geeft haar geld)
- de vraagwoorden die je gebruikt om een bwb te bepalen, zelf ook bwb zijn? (vb: Waar ligt het boek? bwb = waar)



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wist je dat...
-er bijna van elk ww heel makkelijk een zn kan maken? et er 'het' voor. (vb: Gamen is leuk/Het gamen met vrienden in leuk).
- het bn ook iets kan zeggen over een woord dat geen zn is? Het kan namelijk extra info geven over een persoon die niet bij de naam wordt genoemd. (vb: Hij is vrijgevig.)
- het stoffelijke bn een bijzondere categorie is van bn? Het geeft aan van welke stof iets gemaakt is. (vb: de leren tas)



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wist je dat...
- lw (blw of olw) ook wel eens voor woorden staan die geen zn zijn? (vb: Eerlijkheid duurt het langst (bn))
- het niet altijd een lw is? Als er wirdt verwezen naar het weer, de tijd, de sfeer of iets buiten de zin, dan is het geen lw. (vb: Het regent buiten.)
- als er een voltooiddeelwoord in de zin staat, dat altijd een zww of kww is? De andere ww zijn hww.


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wist je dat...
- het alleen een pers vnw is als het een apart zinsdeel is en verwijst naar een persoon, groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken? (vb: Het is mooi geworden.)
- een bez.vnw ook zelfstandig kan voorkomen? (vb: Dat is de mijne (bez vnw))
- een vragend vnw niet per se aan het begin van een zin hoeft te staan? (vb: Weet jij welke (vr.vnw) film Tim heeft gezien?)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef de juiste volgorde van het 7 stappenplan van zinsontleden.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen zww en kww?
A
zww = geeft eigenschap/kenmerk van het ond kww = geeft een actie aan, doe ww
B
zww = geeft actie aan, is doe ww kww = geeft eigenschap/kenmerk van het ond

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen zww en kww?
A
zww = wwg kww = nwg
B
zww = nwg kww = wwg

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat meisje blijkt heel aardig te zijn.

Noteer alle ww en zeg daarna tot welke soort ze behoren. Kies uit: hww, zww en kww.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat meisje blijkt heel aardig te zijn.

Noteer van alle woorden in deze zin tot welke woordsoort ze behoren.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het gamen met mijn vrienden is leuk.

Noteer van alle woorden in deze zin tot welke woordsoort ze behoren.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dorus blijft een vervelend mannetje.

Noteer van alle woorden in deze zin tot welke woordsoort behoren.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij je boeken meegenomen vandaag?

Noteer alle vnw en zeg daarna tot welke soort ze behoren. Kies uit: persoonlijk, bezit, aanwijzend en vragend vnw.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Die kat is heel schattig.

Wat is het aanwijzend vnw in deze zin?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is jouw adres?

Wat is het vragend vnw, wat is het bezit vnw in deze zin?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij gaan vanmiddag zwemmen.

Wat is het pers vnw in deze zin?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden kunnen zowel een persoonlijk vnw als een bezittelijk vnw zijn?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed gewerkt, tot de volgende!

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

meegekeken in Kwizl
Het naamwoordelijk gezegde!

Vind je dit niet moeilijk?
Ga aan de slag met opdrachten in Kwizl of in je grammaticaboekje

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

samengevat
  • Het nw gezegde bestaat uit twee delen: een ww deel + nw deel
  • Het ww deel bevat een koppelwerkwoord; de betekenisdrager (één swabbels + hdv)
  • meest voorkomende kww: zijn, worden en blijven
  • ww 'koppelt' het onderwerp aan het nw deel
  • nw gezegde zegt wat het ond is (ww gezegde zegt wat het ond doet)
  • nw deel bevat een naamwoord: zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord


Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld
Hij is twintig jaar geleden dokter geworden.
Hij | is | twintig jaar geleden | dokter | geworden.
pv = is + ww rest = geworden = kww worden
ond = hij
nwg = is dokter geworden
lv = -
mv = -
bwb = twintig jaar geleden

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies