In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
4.1 Bloed
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
1 Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.
Slide 2 - Tekstslide
We hebben 5-6 liter bloed in ons lichaam. Elk zakje is een half liter bloed.
Slide 3 - Tekstslide
Als je een half liter verliest is er niets aan de hand. Dat is wat een bloeddonor geeft
Slide 4 - Tekstslide
Als je een liter verliest gaat de hartslag omhoog, daalt je bloeddruk en voel je je onrustig.
Slide 5 - Tekstslide
Bij 1-2 liter bloedverlies gaat je hartslag nog sneller. Je wordt bleek, koud je gaat klam zweten en bent duizelig.
Slide 6 - Tekstslide
Bij 2-3 liter bloedverlies is je hartslag zwak en snel. De bloeddruk is niet meer meetbaar. Je bent wit weggetrokken (soms blauw) je hebt het koud en bent klam. Je bent verward/suf (tot 2,5 l). Bij meer dan 2,5 l ben je bewusteloos/dood.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
De samenstelling van bloed
Bloed bestaat uit de vloeistof bloedplasma met daarin bloedcellen en bloedplaatjes. Ongeveer 55% van het bloed is bloedplasma, de rest (45%) bestaat uit bloedplaatjes en bloedcellen .
De functie van bloed is vervoer van alles wat nodig is om het lichaam te laten functioneren. Bloed vervoert onder andere voedingsstoffen, zuurstof en warmte. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen worden door het bloed afgevoerd.
Slide 9 - Tekstslide
In de afbeelding zie je twee reageerbuizen met bloed. De rechter buis heeft vers bloed, de linker buis heeft enkele dagen gestaan. De bloedcellen en bloedplaatjes zijn naar de bodem gezakt. Daarboven zie je het bloedplasma. Bloedplasma is gelig van kleur.
Slide 10 - Tekstslide
Bloedplasma
Bloedplasma bestaat uit:
• 7% eiwitten
• 91% water
• 2% opgeloste stoffen
De opgeloste stoffen zijn onder andere mineralen (zouten). Het bloedplasma vervoert vele stoffen, zoals voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen, en (een beetje) zuurstof.
Slide 11 - Tekstslide
Rode bloedcellen
Rode bloedcellen hebben de vorm van kleine ronde schijfjes. Als een donut. Rode bloedcellen hebben geen celkern. In één kubieke millimeter bloed (1 mm3 = 0,001 mL) zitten ongeveer vijf miljoen rode bloedcellen.
Slide 12 - Tekstslide
Rode bloedcellen vervoeren zuurstof. Ze bevatten hemoglobine, een stof met een rode kleur. Door hemoglobine kunnen de rode bloedcellen gemakkelijk zuurstof opnemen en afgeven. In de longen nemen de rode bloedcellen zuurstof op. In andere organen geven ze zuurstof af.
Slide 13 - Tekstslide
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen hebben wél een celkern . De cellen hebben geen vaste vorm. Daardoor kunnen ze door kleine openingen in de wand van de kleinste bloedvaten heen . In één kubieke millimeter (1 mm3) bloed zitten ongeveer zevenduizend witte bloedcellen. Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk. Eén type witte bloedcel doet dat door ziekteverwekkers op te nemen en kapot te maken . De witte bloedcel gaat hierbij meestal ook dood.
Slide 14 - Tekstslide
Bloedplaatjes
Bloedplaatjes zijn geen cellen, maar delen van uiteengevallen cellen . Ze hebben geen celkern. In 1 mm3 bloed zitten ongeveer driehonderdduizend (300 000) bloedplaatjes.
In bloedplaatjes zitten stoffen waardoor het bloed stolt (vast wordt) als het buiten de bloedvaten komt. Dit noem je de bloedstolling. Bloedplaatjes zorgen dus voor de bloedstolling als je een wond hebt .
Bloedplaatje
Slide 15 - Tekstslide
Type Bloedcel
Celkern
Aantal per mm3
Functie
Vorm
Rode bloedcel
Nee
5 miljoen
Vervoeren Zuurstof
'Donut' vorm
Witte bloedcel
Ja
7000
Verdedigen tegen indringers
Vormloos
Bloedplaatje
Nee
300.000
Stolling bloed
Stukjes van een cel
Om te onthouden:
Slide 16 - Tekstslide
Trombose
Soms kan het bloed binnen de bloedvaten stollen (dus niet alleen bij een wondje). Er ontstaat dan een bloedprop binnenin een bloedvat.
Dit noem je trombose.
Een bloedprop kan het bloedvat afsluiten. Daardoor kan het bloed niet verder stromen.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Hemoglobine
In rode bloedcellen zit een stof die hemoglobine heet. Dit geeft de bloedcellen hun rode kleur.
Door hemoglobine bindt zuurstof zich aan de rode bloedcellen.
Hemoglobine maak je aan met ijzer dat in je voeding zit.
Het kan gebeuren dat je te weinig hemoglobine hebt. Dit noem je bloedarmoede.
Slide 19 - Tekstslide
Bloedarmoede
Oorzaken bloedarmoede:
- te weinig groente, fruit, brood, vis of vlees eten
- veel bloedverlies
Behandeling bloedarmoede:
- staaltabletten en extra vitamine C
- genoeg groente, fruit, brood, vlees of vis eten
Slide 20 - Tekstslide
Aan het werk! BIOLOGIE VOOR JOU!
Wat? 4.1 Bloed - opdrachten 1 t/m 10.
Opdracht 4 maak je in je boek
Waar? In je online boek
Klaar? Test jezelf.
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!
Slide 21 - Tekstslide
Zin in een quizje???
Slide 22 - Tekstslide
uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes
Slide 23 - Quizvraag
Waar bestaat bloedplasma uit?
A
water en zout
B
water en opgeloste stoffen
C
water en eiwitten en opgeloste stoffen
D
water en zout en eiwitten
Slide 24 - Quizvraag
nr 4
nr 8
rode bloedcellen
bloedplasma
vaste bestanddelen
water
Slide 25 - Sleepvraag
Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine
Slide 26 - Quizvraag
Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed
Slide 27 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 28 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 29 - Quizvraag
Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft geen vaste vorm?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma
Slide 30 - Quizvraag
Wat is trombose?
A
een tekort aan bloedplaatjes
B
een tekort aan witte bloedcellen
C
een stolsel buiten het bloedvat
D
een stolsel binnen het bloedvat
Slide 31 - Quizvraag
Etter of pus bestaat uit..
A
dode ziekteverwekkers
B
dode witte bloedcellen
C
dode ziekteverwekkers en dode bloedcellen
D
rode bloedcellen en etter
Slide 32 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste taak van de Bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 33 - Quizvraag
Hebben bloedplaatjes een celkern?
A
ja
B
nee
Slide 34 - Quizvraag
Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft een celkern?