H03 Balans

Agenda
  • Bespreken opgaven H2
  • Herhalen Balans met memory
  • Theorie 
  • Opgaven 3.1, 3.2, 3.3
  • Afronden met quiz
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Agenda
  • Bespreken opgaven H2
  • Herhalen Balans met memory
  • Theorie 
  • Opgaven 3.1, 3.2, 3.3
  • Afronden met quiz

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen vandaag
  • Je kunt een balans opstellen 
  • Je kunt verklaren wat de verschillende posten inhouden
  • Je kunt de volgorde van de balansposten aangeven

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H 3.1 Balans

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De balans
  • Om te kunnen verkopen heeft elke onderneming bezittingen nodig.
  • Om deze bezittingen te kunnen aanschaffen heb je geld nodig – dit noemen we vermogen.
  • Een balans laat zien welke bezittingen het bedrijf heeft en met welk vermogen het bedrijf deze bezittingen heeft gefinancierd.
  • De balans geeft een overzicht op papier zodat je niet het hele bedrijf door hoeft te lopen om te kijken wat er allemaal staat.
  • Verplicht gesteld door belastingdienst en gevraagd door financiers

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De balans
De balans geeft een overzicht van alle bezittingen van een bedrijf én met welk vermogen dit is gefinancierd. 

Debet
Bezittingen
of
Activa
Credit
Vermogen
of
Passiva

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Een eigen bedrijf - de balans

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een eigen bedrijf - de balans

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een eigen bedrijf - de balans

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een eigen bedrijf - de balans

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een eigen bedrijf - de balans

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een eigen bedrijf - de balans

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een eigen bedrijf - de balans

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moet de balans altijd in balans zijn? 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld van een bedrijfsbalans
Er bestaat geen standaard balans want elke onderneming heeft andere bezittingen nodig. Een snackbar heeft bijvoorbeeld geen bedrijfsauto nodig, maar een koeriersbedrijf wel.

crediteuren = het bedrag wat de onderneming nog te betalen heeft aan haar leveranciers (gekocht op rekening) 
Inventaris = de waarde van alle kleinere kapitaalgoederen bij elkaar die langer dan één jaar of één productieproces meegaan. Voorbeelden: een kassa, laptop, toonbank, kast, bureau etc.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De balans 
Debet = bezit
Credit = hoe is het bezit gefinancierd? 
Vermogen zit vast in stenen
Vermogen kan direct gebruikt worden
Vermogen hoeft nooit terugbetaald te worden 
Vermogen = schuld moet snel terugbetaald te worden (aflossing)
Kost geld: rente
= gestort door eigenaar +/- winst en verlies 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je een gebouw huurt, komt deze dan op de balans te staan?
Debet = bezit
Credit = hoe is het bezit gefinancierd? 
Vermogen zit vast in stenen
Vermogen kan direct gebruikt worden
Vermogen hoeft nooit terugbetaald te worden 
Vermogen = schuld moet snel terugbetaald te worden (aflossing)
Kost geld: rente
= gestort door eigenaar +/- winst en verlies 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je een gebouw huurt, komt deze dan op de balans te staan? Nee, het is niet jouw bezit
Debet = bezit
Credit = hoe is het bezit gefinancierd? 
Vermogen zit vast in stenen
Vermogen kan direct gebruikt worden
Vermogen hoeft nooit terugbetaald te worden 
Vermogen = schuld moet snel terugbetaald te worden (aflossing)
Kost geld: rente
= gestort door eigenaar +/- winst en verlies 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Balansposten
  • Inventaris - één post waar alle kleinere vaste activa onder vallen 
    Voorbeeld bij een winkel; de kassa, toonbank, kledingrek, hangertjes
  • Debiteuren - het bedrag wat door klanten nog aan de onderneming betaald moet worden. (vordering = bezit) 
    Herkennen: "verkocht op rekening" of "wordt na 14 dagen betaald..."
  • Crediteuren - het bedrag wat door de onderneming betaald moet worden aan leveranciers (= schuld) 
    Herkennen: "gekocht op rekening" of "Moet na 14 dagen betaald worden.."

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3.1 - gezamenlijk

Slide 20 - Tekstslide

Teken balans op het bord, kris kras door de klas punten indelen in juiste categorie en overnemen in de balans 
Opgave 3.2 en 3.3 maken 
timer
12:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

QUIZ

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op de balans is activa hetzelfde als..
A
bezittingen
B
schulden
C
eigen vermogen
D
goederen die niet verkocht worden

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gevolg als ik voorraden verkoop en deze gelijk betaald worden door de klant?
A
Eigen vermogen stijgt Liquide middelen stijgt
B
Eigen vermogen daalt Liquide middelen daalt
C
Vlottende activa daalt Liquide middelen stijgt
D
Vlottende activa stijgt Liquide middelen stijgt

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gevolg voor de balans als een bedrijf aflost op een hypothecaire lening?
A
Eigen vermogen stijgt Liquide middelen stijgt
B
Eigen vermogen daalt Liquide middelen daalt
C
Lang VV daalt Liquide middelen stijgt
D
Lang VV daalt Liquide middelen daalt

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op een balans staan ..
A
de bezittingen
B
de bezittingen en schulden
C
de bezitting, schulden en het eigen vermogen
D
de opbrengsten

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een bedrijf afschrijvingskosten heeft zal er iets veranderen op..
A
de balans
B
de resultatenrekening
C
zowel de balans als de resultatenrekening
D
niets

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een bedrijf winst maakt zal dat op de balans te merken zijn aan de omvang van
A
het eigen vermogen
B
banksaldo
C
kasgeld
D
de schulden

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een balans is:
A
Opstelling activa & passiva
B
Niet altijd in evenwicht
C
Vreemd vermogen
D
Eigen vermogen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het vreemd vermogen is hetzelfde als
A
de kortlopende schulden van een bedrijf
B
de langlopende schulden van een bedrijf
C
alle schulden van een bedrijf
D
het eigen vermogen

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies