In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
thema 7 - ecologie en milieu
BS 2
Populaties
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen BS2
Slide 2 - Tekstslide
Begrippen BS2
concurrentie
coöperatie
symbiose
mutualisme
commensalisme
parasitisme
geboorte
sterfte
migratie
biologisch evenwicht
uitheems
inheems
exoten
draagkracht
Slide 3 - Tekstslide
populatie
wat is... ?
-> video
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
www.avrotros.nl
Slide 6 - Link
populatie
Een verzameling van soortgenoten die op hetzelfde ogenblik een welomschreven ruimte bezetten, en aldus gescheiden zijn van andere populaties, en die zich onderling voortplanten waardoor een gemeenschappelijk genenbestand ontstaat.
Slide 7 - Tekstslide
Concurrentie
Competitie, strijd
Bij sterke concurrentie grote selectiedruk. De best aangepaste aan het milieu hebben dus grootste overlevingskans.
Gevolg: kleinere genetische variatie
Voorbeeld: cheetah's in Afrika
Slide 8 - Tekstslide
Coöperatie
voor voortplanting, denk aan balts, zó worden soortgenoten herkend.
voor voedsel zoeken, bijvoorbeeld bij leeuwen, waar in groepen gejaagd wordt.
voor verdediging tegen predatoren, bijvoorbeeld bij een school vissen
Slide 9 - Tekstslide
Symbiose
Langdurig samenleven heet symbiose. (vorm van coöperatie!!)
3 soorten symbiose:
Mutualisme --> beide soorten voordeel
Commensalisme --> éne soort voordeel, de ander geen voordeel + nadeel
Parasitisme --> éne soort voordeel, de ander nadeel
Slide 10 - Tekstslide
Symbiose
Langdurig samenleven heet symbiose. (vorm van coöperatie!!)
3 soorten symbiose:
Mutualisme --> beide soorten voordeel
Commensalisme --> éne soort voordeel, de ander geen voordeel + nadeel
Parasitisme --> éne soort voordeel, de ander nadeel
Slide 11 - Tekstslide
Symbiose
Langdurig samenleven heet symbiose. (vorm van coöperatie!!)
3 soorten symbiose:
Mutualisme --> beide soorten voordeel
Commensalisme --> éne soort voordeel, de ander geen voordeel + nadeel
Parasitisme --> éne soort voordeel, de ander nadeel
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Slide 14 - Video
https:
Slide 15 - Link
Dynamiek van een populatie
Slide 16 - Tekstslide
Populatiegrootte
Vier factoren beïnvloeden de populatiegrootte:
geboortecijfer: het aantal geboortes per 1000 individuen in een jaar
sterftecijfer: het aantal overleden individuen per 1000 individuen in een jaar
immigratie: toename door komst van organismen
emigratie: afname door vertrek van organismen
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Samenstelling een populatie
Inheems --> komt van nature in een gebied voor
Uitheems --> komt van nature niet in een gebied voor
Exoten --> door menselijk handelen in een gebied gekomen waar ze van oorsprong niet thuishoren.
-> invasieve exoot --> verdringt de inheemse populaties
Slide 19 - Tekstslide
samenstelling van een populatie
inheems:
Ooievaarsbek
Geranium phaeum
invasieve exoot:
<- halsbandparkiet
Japanse duizendknoop ->
Slide 20 - Tekstslide
Bepalen populatiegrootte
De grootte van een populatie wordt weergegeven als populatiedichtheid (= het gemiddelde aantal individuen per oppervlakte-eenheid of volume-eenheid)
Manieren om de populatiegrootte te bepalen:
kwadrantmethode
merken en terugvangen
Slide 21 - Tekstslide
Kwadrantmethode
Slide 22 - Tekstslide
biologiepagina.nl
Slide 23 - Link
Merken en terugvang-methode lastig?
Neem dan de volgende video nog even door...
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Populatiedichtheid
De individuen kunnen op verschillende manieren verspreid zijn over een gebied.
Het verspreidingspatroon van een soort kan gegroepeerd, regelmatig verspreid of willekeurig verspreid zijn. Elke vorm heeft zijn eigen voor- en nadelen.
Slide 26 - Tekstslide
Veranderingen in populatiedichtheid
Vaak ontstaat er een biologisch evenwicht als de populatiedichtheid om een bepaalde waarde blijft schommelen. Dit is een vorm van zelfregulatie binnen een ecosysteem.
Slide 27 - Tekstslide
Groeicurves
Slide 28 - Tekstslide
Draagkracht
Slide 29 - Tekstslide
Draagkracht
Slide 30 - Tekstslide
Definitie populatie
Een verzameling individuen van één soort in een bepaald gebied die met elkaar kunnen voortplanten.
Relaties tussen soortgenoten gaan altijd om voedsel en/of voortplanting. Hierbij kan samengewerkt worden (coöperatie) of zijn de individuen concurrenten.
Een territoriumis zorgen voor een gebied met voedsel en plek om voort te planten.
Slide 31 - Tekstslide
https:
Slide 32 - Link
Dichtheidsafhankelijke factoren
voedselrelaties (zoals predator-prooi)
parasitisme
ziekte
concurrentie
Voorbeeld: - Meer prooi betekent meer nakomelingen bij de predator, dus meer prooi opgegeten;
- meer kans op parasieten die verspreid worden onder de organismen;
- meer concurrentie om voedsel.
Gevolg: het aantal neemt af.
Slide 33 - Tekstslide
Dichtheidsonafhankelijk factoren
Vaak door klimaat veroorzaakt, bijvoorbeeld:
- een droge hete zomer
- juist gematigd weer met regelmatig neerslag
- hevige sneeuwval of lange vorstperiode
- bosbrand
Gevolg: sterke terugval in populatiedichtheid
Slide 34 - Tekstslide
en dan nu nog even
een paar quiz vragen...
Slide 35 - Tekstslide
het langdurig samenleven van organismen van verschillende soorten
bij een plaag
invloeden uit de levenloze natuur
De maximale populatiegrootte in een ecosysteem
Die invloed die het meest afwijkt van de ideale omstandigheid
Samenlevingsvorm waarbij allebei de soorten voordeel hebben
Het vermogen om schommelingen in abiotische factoren te verdragen
Draagkracht
Tolerantie
Beperkende factor
J-curve
Symbiose
Mutualisme
Abiotische factor
Slide 36 - Sleepvraag
Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte een populatiegrootte is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn
Slide 37 - Quizvraag
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
Slide 38 - Quizvraag
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
Slide 39 - Quizvraag
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
Slide 40 - Quizvraag
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
Slide 41 - Quizvraag
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
Slide 42 - Quizvraag
Hoe groot is de draagkracht voor schapen?
A
1500 schapen
B
15 000 schapen
C
150 000 schapen
D
1 500 000 schapen
Slide 43 - Quizvraag
waardoor leidt overschrijding van draagkracht meestal tot een lagere draagkracht?
A
de dieren zijn dood
B
voedselbronnen zijn uitgeput
C
het systeem schiet door
Slide 44 - Quizvraag
welke competitie vindt alleen plaats tussen soortgenoten? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
territorium
B
voortplantingspartner
C
voedsel
D
symbiose
Slide 45 - Quizvraag
Welk van de volgende factoren is dichtheidsonafhankelijk?
A
Predatie
B
Voedselconcurrentie
C
Ziekte
D
Overstroming
Slide 46 - Quizvraag
Als een soort 100 nakomelingen krijgt per individu, zal er dan meer, minder of evenveel sterfte zijn dan bij een soort die er 5 krijgt per individu?
A
Meer
B
Minder
C
Evenveel
Slide 47 - Quizvraag
Een ecoloog wil het aantal konijnen in een bepaald afgeschermd natuurgebied gaan bepalen. Hiervoor gebruikt hij de methode van vangen, merken en terugvangen. Bij de eerste vangst vangt de ecoloog in totaal 44 konijnen, die vervolgens een ring om de poten krijgen. Deze konijnen worden weer losgelaten. Een week later vangt hij opnieuw konijnen. Dit keer 34 stuks, waarvan er 4 een ring om de poten hebben.