3.3 Muziekinstrumenten

§3.3 Muziekinstrumenten
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

§3.3 Muziekinstrumenten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Ik kan beschrijven met behulp van de resonantie wat de functie van een klankkast is.
  • Ik kan uitleggen hoe ik de toon van een muziekinstrument hoger of lager kan maken.
  • Ik kan aan de hand van een diagram beschrijven wat de onderste en bovenste gehoorgrens is en wat dit te maken heeft met het gehoorbereik.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Resonantie
Begintrilling is heel klein.
Trilling wordt steeds sterker!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De stemvork
Wat doet de 
klankkast?

Slide 5 - Tekstslide

Hier het voorbeeld van een klankkast laten horen. Een keer met klankkast en tot wanneer ze het horen en een keer zonder klankkast en dan laten roepen of hand als ze niet meer horen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Leg in eigen woorden uit wat resonantie is.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Toonhoogte veranderen 
Dikke snaren: zijn zwaarder en trillen daardoor langzamer.
Minder trillingen is lagere toon.

Dunne snaren: zijn lichter en trillen daardoor sneller.
Meer trillingen is hogere toon.

Toonhoogte veranderen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep van lage toon naar hoge toon.
LAGE TOON
HOGE TOON
MIDDEN
TOON

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Hier spelen met oscilloscoop icm met twee stemvorken. Gewoon laten horen en laten zien.
Hermke slaat een stemvork aan die een toon geeft.
Deze toon wordt steeds zachter.
Welke bewering is juist?
A
De stemvork trilt steeds langzamer.
B
De stemvork trilt steeds sneller.
C
De beweging van de stemvork wordt steeds kleiner.
D
Er veranderd helemaal niets.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een stemvork trilt in 6 seconden in totaal 738 keer. Wat is de frequentie?
A
123 Hz
B
213 Hz
C
231 Hz
D
321 Hz

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke geluiden hoor je?
  • Onderste gehoorgrens: laagste toon die je kan horen als mens: 20 Hertz
  • Bovenste gehoorgrens: hoogste toon die je kan horen als mens: 20000 Hertz.
  • Gebied tussen de onderste en bovenste gehoorgrens heet: gehoorbereik

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de laagste toon die mensen kunnen horen, dus de onderste gehoorgrens?
A
200 hertz
B
20 hertz
C
2 hertz
D
20 decibel

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een mens heeft een groter gehoorbereik dan de vleermuis
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een walvis kan een olifant altijd horen.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gehoortest
  • Zonder oordoppen --> tot hoe hoog kun jij horen?
  • Met oordoppen --> tot hoog kun je nu horen?

Welke tonen filteren oordoppen weg?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk donderdag 9 januari
§3.3 opdrachten: 1 t/m 5, 6a, 6c, 6d, 8 t/m 14

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies