Maak dan opdr 5: Zoek online naar DRIE berichten over de arbeidsomstandigheden bij het maken van kleding. Bijv. over lonen, de werkplek, de regels, of andere omstandigheden.
Schrijf PER BERICHT op:
A. Titel, datum, bron.
B. In 2 zinnen een samenvatting van het artikel.
timer
15:00
Slide 8 - Tekstslide
Evt: tijd voor quizje?
Slide 9 - Tekstslide
Wat is ‘fast fashion’?
A
Goedkope kleding
B
Trendy kleding
C
Kleding van lage kwaliteit
D
Alle 3 de antwoorden kloppen
Slide 10 - Quizvraag
Als een shirt in de winkel €20 kost, hoeveel betaalt het kledingmerk dan bij de fabriek?
A
2 euro
B
5 euro
C
8 euro
D
10 euro
Slide 11 - Quizvraag
Welk deel van de prijs van een T-shirt gaat naar het loon van de kledingmaker?
A
Minder dan 1 %
B
5 %
C
10 %
D
15 %
Slide 12 - Quizvraag
Wat verdient een kledingmaakster in Bangladesh per maand?
A
40 euro
B
90 euro
C
120 euro
D
180 euro
Slide 13 - Quizvraag
Hoe vaak hebben grote kledingmerken als de H&M en Zara een nieuwe collectie in de winkel?
A
Elke week
B
Elke maand
C
Elke 3 maanden
D
Elk half jaar
Slide 14 - Quizvraag
Waarom is er vaak sale in (grote) kledingwinkels? (meerder antwoorden mogelijk)
A
Dat trekt mensen naar de winkel
B
Alle winkels hebben sale, de winkel moet meedoen.
C
Dan wordt er meer verkocht
D
Dat is nodig om ruimte te maken voor nieuwe collecties
Slide 15 - Quizvraag
Wat gebeurt er met kleding als het niet verkocht wordt? (meerder antwoorden zijn juist)
A
Wordt verkocht in een outlet
B
Wordt gerecycled
C
Wordt verbrandt
D
Wordt een jaar later alsnog verkocht of weggegeven.
Slide 16 - Quizvraag
Hoeveel kledingstukken worden er jaarlijks verbrand/vernietigd IN NEDERLAND?