Herhaling woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Welkom 1MH2

Hoe was je vakantie?

Startactiviteit:

- Pak je schrift op tafel.

- Herlees de aantekeningen over: het werkwoord, het lidwoord, het zelfstandig naamwoord, het bijvoeglijk naamwoord en het voorzetsel.

Nieuwe plattegrond

Welk van onderstaande woorden is geen werkwoord?

1. bestellen
2. worden
3. borden
4. zijn

Je hebt een zelfstandig werkwoord (iets wat je kunt doen) en een ...

1. bewerkwoord
2. hulpwerkwoord
3. ondergaand werkwoord
4. achterwerkwoord

Bij het zelfstandig naamwoord 'verdriet' hoort het bepaalde lidwoord ...

1. de
2. een
3. het
4. dit woord heeft geen lidwoord

De schattige kat ving een klein muisje.
Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden staan er in deze zin?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Die kat is heel lief.
Wat voor woordsoort is 'lief'?

1. zelfstandig naamwoord
2. werkwoord
3. voorzetsel
4. bijvoeglijk naamwoord

Voor welke woorden kun je een voorzetsel zetten om te controleren of het echt een voorzetsel is?

1. de kooi / de vakantie
2. de kooi / de kast
3. de zee / de vakantie
4. de voetbal / het spel

Werkwoord

Kun je doen.

Kun je vervoegen:

ik ... jij ... wij ...

Let op! 

zijn, worden, zullen, kunnen etc.

Zelfstandig naamwoord

Dingen, begrippen, planten, dieren, mensen.

Je kunt er een lidwoord voor zetten.

Let op! Ook eigennamen!

Let op! Werkwoord of zelfstandig naamwoord:

Bij de tandarts deed het boren pijn.

Lidwoord

de

het

een

bepaald / onbepaald

Bijvoeglijk naamwoord

Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Staat er meestal voor, soms na het werkwoord.

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord verandert niet.

De houten stoel is mooi.

Voorzetsel

Geeft meestal een plaats of tijd aan.
Kan (dus) voor de kooi / de vakantie.

in, tijdens, naar, naast, bij, met, tussen etc.

Bert en Henk spelen een potje voetbal.
Welke woordsoort is 'spelen'?

1. zelfstandig naamwoord
2. lidwoord
3. werkwoord
4. voorzetsel

Bert en Henk spelen een potje voetbal.
Welke woordsoort is 'Henk'?

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. werkwoord
4. voorzetsel

Zij zaten bij de fontein.
Welke woordsoort is 'zaten'?

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. voorzetsel
4. bijvoeglijk naamwoord

Het wandelen werd wel wat vermoeiend.
Welke woordsoort is 'het'?

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bepaald lidwoord
3. onbepaald lidwoord
4. zelfstandig naamwoord

De meisjes droegen hun haar in een staart.
Welke woordsoort is 'haar'?

De meisjes droegen hun haar in een staart.
Welke woordsoort is 'in'?

Aan het werk:

- Maak van paragraaf
1, 3, 5 en 7 alle opdrachten af die je nog niet hebt gedaan. 

Wachtwerk:

Leer alle theorie van de woordsoorten

of

lees in je leesboek.

Dit onderdeel zou ik graag nog oefenen.

Werkwoord

Zelfstandig naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

Voorzetsel

Geen van alle

Allemaal