formatieve toets grammatica en Redemittel Schritt 1-10
1 / 29
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Geef de juiste vertaling:
jouw
jouw
A
mein
B
dein
C
sein
D
ihr
Slide 4 - Quizvraag
Geef de juiste vertaling:
haar
haar
A
mein
B
dein
C
sein
D
ihr
Slide 5 - Quizvraag
Geef de juiste vertaling: hun
A
unser
B
euer
C
ihr
D
Ihr
Slide 6 - Quizvraag
___ Freund (m) ist 14 Jahre alt.
onze
onze
timer
0:10
Slide 7 - Open vraag
____ Meerschweinchen (o) schläft.
mijn
mijn
timer
0:10
Slide 8 - Open vraag
Anna und ___ Oma haben Geburtstag.
haar
haar
timer
0:10
Slide 9 - Open vraag
Wie alt ist _____ Katze (v)?
jullie
jullie
timer
0:10
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Mein Freund ______ gerne Sport.
(treiben)
(treiben)
timer
0:10
Slide 16 - Open vraag
Ihr ______ in Hamburg?
(wohnen)
(wohnen)
timer
0:10
Slide 17 - Open vraag
Anna und Peter _____ auf den Bus.
(warten)
(warten)
timer
0:10
Slide 18 - Open vraag
Anna _____ auf den Bus.
(warten)
(warten)
timer
0:10
Slide 19 - Open vraag
Meine Mutter _____ gerne.
(reisen)
(reisen)
timer
0:10
Slide 20 - Open vraag
Du _____ gerne?
(reisen)
(reisen)
timer
0:10
Slide 21 - Open vraag
Du _____ gerne?
(reisen)
(reisen)
timer
0:10
Slide 22 - Open vraag
Ihr _____ zu viel!
(reden)
(reden)
timer
0:10
Slide 23 - Open vraag
_____ ihr jetzt eure Aufgaben?
(machen)
(machen)
timer
0:10
Slide 24 - Open vraag
Slide 25 - Tekstslide
Gibt es dieses T-shirt auch in XL?
timer
0:15
Slide 26 - Open vraag
Slide 27 - Tekstslide
Haben deine Nachbarn Haustiere?
timer
0:15
Slide 28 - Open vraag
Welche Größe brauchen Sie?
timer
0:15
