Van A tot Zin 2.2. BiZ

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

2.2

Weet je nog?

de of het?

_________ boeken

_________ muziek

_________ kaartje

_________ meisje

___________foto

__________ papieren

Onthouden?

woord in het meervoud  krijgt altijd de

woord met -je aan het eind krijgt altijd het

Woordenboek

Wat ga je vandaan leren?

Het Nederlands heeft de-woorden en het- woorden.

De en het zijn lidwoorden.

Een is ook een lidwoord

Wanneer gebruik je een voor een woord?

Ik kan het lidwoord een voor een woord  juist gebruiken.

Ik zit op een stoel. 

De stoel is van mijn oma.

Nita eet vanavond in een

 restaurant. 

Het restaurant is in Utrecht.

Lidwoorden

de, het , een

Je kunt een gebruiken voor de-woorden en voor het-woorden.

 Je gebruikt een alleen in het enkelvoud

Praat je over iets algemeen/ voor het eerst - een

Praat je over iets specifiek- de/het

Welk lidwoord hoort erbij?

•  specifiek - de of het

•  voor het eerst/ algemeen- een
• een  kan je gebruiken voor de- woorden en voor het-woorden: het boek- een boek   de stoel - een stoel
•  gebruik een alleen in het enkelvoud:   een meisje - een meisjes       een boek- een boeken

Boek blz. 54  Samen oefenen

Rode tekst lezen!

1. Welk woord past in de zin?

2. Vul in.

3. Vul in.

Wat heb je vandaag geleerd?

What did you learn today?

що ти навчився сьогодні?

ماذا تعلمت اليوم

bugün ne öğrendin

Ի՞նչ սովորեցիք այսօր:

آج آپ نے کیا سیکھا؟

O que você aprendeu hoje?

ሎሚ እንታይ ተማሂርኩም?

Zelfstandig werken

Maak de computeropdrachten 2.2

opdracht 1-4

Heb je het lesdoel bereikt?

Ik kan het lidwoord een voor een woord juist gebruiken.

Hoe goed weet jij het lidwoord een voor een woord juist gebruiken. 

Huiswerk 

Computeropdrachten van 2.2 (opdracht 1 tot en met 4) afmaken 

maandag 29 mei!