Vitale Functies

Vitale Functies
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vitale Functies

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn vitale functies?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Luchtwegen
De ademhaling gebeurt via de luchtwegen. We onderscheiden bovenste en onderste luchtwegen:

De bovenste luchtwegen bestaan uit de neus, de keel en het strottenhoofd (boven de stembanden).
De onderste luchtwegen bestaan uit de luchtpijp, de luchtpijptakken (bronchiën) en het longweefsel (longblaasjes).

Slide 4 - Tekstslide

Onderscheid onderste en bovenste luchtwegen

Slide 5 - Tekstslide

Ademhaling
Om in te ademen worden vooral je middenrif, de buitenste tussenribspieren en de halsspieren gebruikt. Bij passief uitademen ontspannen deze spieren zich en lopen je longen vanzelf leeg. Bij actief uitademen of blazen spannen de spieren in je buikwand en de binnenste tussenribspieren zich aan. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Saturatie
Saturatie geeft aan hoeveel procent van de hemoglobine in de rode bloedcellen zuurstof aan zich heeft gebonden. Een uitslag van honderd procent betekent dat de hele rode bloedcel verzadigd is met zuurstof.

Slide 8 - Tekstslide

SpO2 geeft saturatie weer
PR geeft je hartslag weer

Slide 9 - Tekstslide

Circulatie
Circulatie heeft te maken met de omloop van je bloed in het lichaam, daarbij speelt de hartfrequentie en bloeddruk een rol. De omloop in het lichaam bestaat uit de kleine en de grote bloedsomloop.

Slide 10 - Tekstslide

Bewustzijn
Het bewustzijn geeft aan hoe alert en responsief iemand is. Een veelgebruikte methode om het bewustzijn te meten is de EMV-score (Eye, Motor, Verbal), ook wel AVPU-score genoemd (Alert, Verbal, Pain, Unresponsive). Hierbij worden de reacties van de ogen, motoriek en spraak van een persoon beoordeeld om het bewustzijn te bepalen. Een normaal bewustzijn wordt aangegeven met een score van 15. Veranderingen kunnen wijzen op verschillende medische aandoeningen en zijn belangrijk om tijdig te signaleren en behandelen.

Slide 11 - Tekstslide

AVPU
A: alertheid: reageert adequaat op vragen en kijkt spontaan naar de ander.

V: verbaal: de persoon reageert op aanspreken en opent daarbij de ogen.

P: pijn: de persoon reageert op een pijnprikkel.

U: unresponsive: geen enkele reactie op bovenstaande prikkels.

Slide 12 - Tekstslide

Temperatuur
Het lichaam werkt het beste bij een optimale lichaamstemperatuur. Bij een afwijkende waarde kan dat leiden tot functieverlies of beschadiging van weefsel. 
Wanneer de temperatuur niet optimaal is, verlopen processen in het lichaam minder goed. 

Slide 13 - Tekstslide

Maak groepjes van 4
Beantwoord de vragen op de volgende slide

Slide 14 - Tekstslide

  • Een snelle ademhaling zonder benauwdheid komt voor bij? 
  • Wanneer is de pols irregulair?
  • Waar staat RR voor?
  • Wat is een koude rilling?
  • Welke maatregelen neem je bij een te lage lichaamstemperatuur bij een cliënt of patiënt?

Slide 15 - Tekstslide

  • Een snelle ademhaling zonder benauwdheid komt voor bij:

  1. bij opwinding/inspanning
  2. bij hogere lichaamstemperatuur
  3. als diep ademhalen pijnlijk is, zoals bij een gebroken rib of bij een longvliesontsteking

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer is de pols irregulair?
Bij onregelmatige slagen spreken we van een irregulaire pols

Slide 17 - Tekstslide

Waar staat RR voor?
Vaak staat bij de gemeten bloeddrukwaarden RR vermeld, dit staat voor Riva-Rocci. Scipione Riva-Rocci was een wetenschapper uit Italië. Hij is de ontdekker van de bloeddrukmeter. In de zorg wordt de bloeddruk daarom ook aan met RR.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een koude rilling?
Stijgt de temperatuur erg snel, dan kan er sprake zijn van rillingen en klappertanden. Zijn deze rillingen heftig en doen ze zich in verschillende spiergroepen tegelijk voor, dan is er sprake van een koude rilling

Slide 19 - Tekstslide

Welke maatregelen neem je bij een te lage lichaamstemperatuur bij een cliënt of patiënt?
  • Verhoog de omgevingstemperatuur.
  • Trek de zorgvrager warme kleding aan, bijvoorbeeld van wol. Bij ouderen een vest, een omslagdoek en een plaid om de benen.
  • Bied warme dranken aan.
  • Geef in bed een kruik of warmwaterzak.
  • Raadpleeg de arts.

Slide 20 - Tekstslide