Opdracht: Schrijf over een dag uit jouw leven, zoals in een dagboek. Wat heb je gedaan en met wie? Schrijf minimaal vijf keer een relatieve bijzin. Zet een streep onder de verwijswoorden.
Voorbeeld:
Vanochtend kwam ik laat aan op het station. De trein waarmee ik elke dag reis, zat al erg vol. De conducteur, die gelukkig heel vriendelijk was, zei dat we nog mochten instappen. Gelukkig! ...
Klaar? Ruil met je medecursist. Controleer de tekst. Tel de relatieve bijzinnen. Zijn ze goed geschreven?